Wie in Zuid-Frankrijk van de Atlantische Oceaan richting Middellandse Zee gaat, maakt een tocht van oesterkwekerij naar fruitboomgaard, van duinen naar bossen, van zee naar kanaal. Dankzij een netwerk van vlakke, autovrije fietspaden fietst u hier als God in Frankrijk.
Een beetje gewichtig voelt het wel; we gaan iets doen op de fiets waar de Romeinse keizers al van droomden per boot. Zij zochten naar mogelijkheden om van de Atlantische Oceaan naar de Middellandse Zee te varen. Dwars door Frankrijk.
De grootste struikelblokken waren echter het hoogteverschil en de watertoevoer. Het zou tot halverwege de negentiende eeuw duren voor de verbinding tot stand kwam. Ironisch genoeg was dit Canal des Deux Mers door de opkomst van de spoorwegen vrijwel meteen overbodig en raakte het in verval. Maar inmiddels zijn de kades en sluizen hersteld en de jaagpaden getransformeerd tot fietspaden.
Het oude kanaal is er nu voor de pleziervaart en op de oevers fiets je over La Voie Verte des Deux Mers, 525 kilometer lang. Zelfs in de vertaling klinkt dat best nog poëtisch: ‘Het groene pad van de twee zeeën.’ Wie nu per boot de grote oversteek dwars door Frankrijk wil maken, begint op de Gironde en vaart dan stroomopwaarts over de Garonne, via Bordeaux, naar het begin van het Canal de Garonne bij Castets-en-Dorthe. Bij Toulouse gaat dit over in het Canal du Midi, dat op zijn beurt uitmondt in de Middellandse Zee.
Wie ooit met de auto van Bordeaux door het Forêt des Landes naar Bayonne is gereden, zal zich de schier eindeloze naaldbossen ongetwijfeld herinneren. Er lijkt geen eind aan te komen. Op de fiets is dat anders. Ons pad door het grootste aaneengesloten bosgebied van West-Europa volgt grotendeels het tracé van een opgebroken spoorlijntje. Het gaat een tijdje gelijk op met de rivier de Leyre, doet dorpjes aan en wordt aangenaam onderbroken door beziens- waardigheden als het Meer van Hostens, het kasteel van Villandraut en de kerk van Uzeste met het graf van paus Clemens V. In het fraaie stadje Bazas houdt dit fietspad op. Over binnenwegen, een paar hellingen en langs de eerste wijngaarden is het dan niet ver meer naar het begin van het kanaal.
Via een imposante sluis scheidt het Canal de Garonne zich af van de rivier waar het zijn naam aan dankt. Schepen overbruggen meteen een flink hoogteverschil, de sluizen volgen elkaar de eerste kilometers in hoog tempo op. Voor fietsers zijn de hoogtemeters makkelijker te nemen, het pad stijgt geleidelijk. Tussen Castets-en-Dorthe en Toulouse dansen kanaal en rivier om elkaar heen, als twee verliefden die nog te verlegen zijn om elkaar echt in de armen te sluiten. Soms naderen ze elkaar tot op enkele tientallen meters, dan weer gaan ze beide hun eigen weg om elkaar uiteindelijk toch weer op te zoeken.
Er zijn fietsen te huur voor het bootjesvolk en fietsers kunnen er inschepen voor een tochtje van een paar uur of een halve dag. Picknickmand mee, beentjes omhoog en het kanaal eens van de andere kant bekijken, dat klinkt aanlokkelijk. Een vaarbewijs is niet nodig. In het plaatsje Le Mas-d’Agenais hebben we een heel andere ontmoeting: met een landgenoot. We fietsen omhoog naar het robuuste kerkje van het dorp, waar een schilderij van Rembrandt hangt. Wij zijn de enige bezoekers in het kerkje en kunnen ons in alle rust vergapen aan het paneel, een zichtbaar lijdende Christus aan het kruis.
“Deze streek moet het niet hebben van de grote bezienswaardigheden”, weet hij. “Hier kom je voor het groen, de dorpjes, de streekproducten. Het Canal du Midi staat bekend om de mooie architectuur, de sluizen, de gebouwen. Het Canal de Garonne is net zo’n waterbouwkundig hoogstandje, maar bescheidener van karakter. Eigenlijk is het een langgerekt natuurgebied. De platanen aan weerszijden zorgen dat de oevers stevig blijven, ze voorkomen dat het water verdampt en geven fietsers schaduw. Maar ze bieden ook onderdak aan talloze vogels. In het struikgewas langs het water leeft van alles en niet te vergeten in het water zelf. En de vallei van de Garonne is heel vruchtbaar. Overal langs het kanaal verkopen boeren hun producten direct aan de klant.”
In de kilometers die volgen krijgen de woorden van Richon bevestiging. Langs de oevers van het kanaal strekken fruitplantages zich uit. Er groeien appels en peren, maar ook kiwi’s. En natuurlijk pruimen, de beroemde pruneaux d’Agen. We krijgen druiven te proeven, handenvol, en zo zoet dat het bijna zonde is er wijn van te maken. Een van de karakteristieke sluiswachtershuisjes is liefdevol gerestaureerd en doet nu dienst als restaurant aan het water.
Een dorpsplein omgeven door kleurrijk geschilderde huizen, een wijncoöperatie die gastvrij bezoekers rondleidt, een klooster dat is omgebouwd tot hotel: ze geven onze tocht letterlijk en figuurlijk kleur. Hagedisjes schieten weg voor onze wielen, vogels kwetteren en bij het aquaduct van Agen zien we zelfs forellen in het heldere water zwemmen.
Voorbij Agen lonkt Toulouse, waar het Canal de Garonne aansluit op het Canal du Midi. Daarna vervolgen kanaal en fietsroute hun weg via steden als Carcassonne en Béziers, om uit te komen bij de havenstad Sète. Reizen van de Atlantische kust naar de Middellandse Zee. De oude Romeinen hadden het al mooi bedacht. Jammer voor hen dat zij nog geen fietsen hadden.
De grootste struikelblokken waren echter het hoogteverschil en de watertoevoer. Het zou tot halverwege de negentiende eeuw duren voor de verbinding tot stand kwam. Ironisch genoeg was dit Canal des Deux Mers door de opkomst van de spoorwegen vrijwel meteen overbodig en raakte het in verval. Maar inmiddels zijn de kades en sluizen hersteld en de jaagpaden getransformeerd tot fietspaden.
Het oude kanaal is er nu voor de pleziervaart en op de oevers fiets je over La Voie Verte des Deux Mers, 525 kilometer lang. Zelfs in de vertaling klinkt dat best nog poëtisch: ‘Het groene pad van de twee zeeën.’ Wie nu per boot de grote oversteek dwars door Frankrijk wil maken, begint op de Gironde en vaart dan stroomopwaarts over de Garonne, via Bordeaux, naar het begin van het Canal de Garonne bij Castets-en-Dorthe. Bij Toulouse gaat dit over in het Canal du Midi, dat op zijn beurt uitmondt in de Middellandse Zee.
De rode loper uitgerold voor fietsers
Maar waar moeten we met de fiets beginnen? We hebben keus uit een aantal mogelijkheden; het departement Gironde rolt de rode loper uit voor fietsers. De kust, het binnenland, de stad Bordeaux zelf, allemaal zijn ze rijk bedeeld met fietspaden en -routes. Na bestudering van de kaarten kiezen wij Arcachon als vertrekpunt. Niet in de laatste plaats vanwege de oestercultuur, de sfeervolle haventjes rond de Baai van Arcachon en de ‘verplichte’ uitstapjes naar het schiereiland Cap Ferret en Dune du Pilat, het hoogste zandduin van Europa. Bijkomend voordeel: van hier is er een vlotte fietsverbinding met het binnenland.Wie ooit met de auto van Bordeaux door het Forêt des Landes naar Bayonne is gereden, zal zich de schier eindeloze naaldbossen ongetwijfeld herinneren. Er lijkt geen eind aan te komen. Op de fiets is dat anders. Ons pad door het grootste aaneengesloten bosgebied van West-Europa volgt grotendeels het tracé van een opgebroken spoorlijntje. Het gaat een tijdje gelijk op met de rivier de Leyre, doet dorpjes aan en wordt aangenaam onderbroken door beziens- waardigheden als het Meer van Hostens, het kasteel van Villandraut en de kerk van Uzeste met het graf van paus Clemens V. In het fraaie stadje Bazas houdt dit fietspad op. Over binnenwegen, een paar hellingen en langs de eerste wijngaarden is het dan niet ver meer naar het begin van het kanaal.
Via een imposante sluis scheidt het Canal de Garonne zich af van de rivier waar het zijn naam aan dankt. Schepen overbruggen meteen een flink hoogteverschil, de sluizen volgen elkaar de eerste kilometers in hoog tempo op. Voor fietsers zijn de hoogtemeters makkelijker te nemen, het pad stijgt geleidelijk. Tussen Castets-en-Dorthe en Toulouse dansen kanaal en rivier om elkaar heen, als twee verliefden die nog te verlegen zijn om elkaar echt in de armen te sluiten. Soms naderen ze elkaar tot op enkele tientallen meters, dan weer gaan ze beide hun eigen weg om elkaar uiteindelijk toch weer op te zoeken.
Op het ritme van bruggen en sluizen
Fietsen langs het kanaal is fietsen met het ritme van de tientallen bruggen en sluizen. We steken de hand op naar elke boot die langsvaart en we krijgen telkens een joviale groet terug. Bij de meeste dorpen is een Halte Nautique aangelegd, een aanlegplaats voor schepen waar picknickbanken staan. Op informatieborden lezen we uitleg over de omgeving en bij de meeste haltes kunnen we ook een korte wandelroute volgen. Het zijn de plekken waar fietsers en watersporters elkaar ontmoeten. Bij de Pont des Sables, niet ver van het plaatsje Fourques, kunnen ze de rollen omdraaien.Er zijn fietsen te huur voor het bootjesvolk en fietsers kunnen er inschepen voor een tochtje van een paar uur of een halve dag. Picknickmand mee, beentjes omhoog en het kanaal eens van de andere kant bekijken, dat klinkt aanlokkelijk. Een vaarbewijs is niet nodig. In het plaatsje Le Mas-d’Agenais hebben we een heel andere ontmoeting: met een landgenoot. We fietsen omhoog naar het robuuste kerkje van het dorp, waar een schilderij van Rembrandt hangt. Wij zijn de enige bezoekers in het kerkje en kunnen ons in alle rust vergapen aan het paneel, een zichtbaar lijdende Christus aan het kruis.
Hagedisjes schieten weg
Bij de volgende Halte Nautique vertelt Jean-Marie Richon ons over de streek waar hij opgroeide. Richon mag pronken met de titel Raconteur de Pays, oftewel streekverteller. De gepensioneerde schoolmeester verhaalt met twinkelende ogen over het kanaal. Zijn kanaal. Als jongetje hield hij bij welke schepen passeerden, aan het motorgeluid kon hij ze van elkaar onderscheiden.“Deze streek moet het niet hebben van de grote bezienswaardigheden”, weet hij. “Hier kom je voor het groen, de dorpjes, de streekproducten. Het Canal du Midi staat bekend om de mooie architectuur, de sluizen, de gebouwen. Het Canal de Garonne is net zo’n waterbouwkundig hoogstandje, maar bescheidener van karakter. Eigenlijk is het een langgerekt natuurgebied. De platanen aan weerszijden zorgen dat de oevers stevig blijven, ze voorkomen dat het water verdampt en geven fietsers schaduw. Maar ze bieden ook onderdak aan talloze vogels. In het struikgewas langs het water leeft van alles en niet te vergeten in het water zelf. En de vallei van de Garonne is heel vruchtbaar. Overal langs het kanaal verkopen boeren hun producten direct aan de klant.”
In de kilometers die volgen krijgen de woorden van Richon bevestiging. Langs de oevers van het kanaal strekken fruitplantages zich uit. Er groeien appels en peren, maar ook kiwi’s. En natuurlijk pruimen, de beroemde pruneaux d’Agen. We krijgen druiven te proeven, handenvol, en zo zoet dat het bijna zonde is er wijn van te maken. Een van de karakteristieke sluiswachtershuisjes is liefdevol gerestaureerd en doet nu dienst als restaurant aan het water.
Een dorpsplein omgeven door kleurrijk geschilderde huizen, een wijncoöperatie die gastvrij bezoekers rondleidt, een klooster dat is omgebouwd tot hotel: ze geven onze tocht letterlijk en figuurlijk kleur. Hagedisjes schieten weg voor onze wielen, vogels kwetteren en bij het aquaduct van Agen zien we zelfs forellen in het heldere water zwemmen.
Gedroogde pruimen en ander lekkers
Het kanaal schampt de stad Agen. We buigen even af en fietsen door smalle straatjes langs vakwerkhuizen naar het marktgebouw. Daar liggen fruit en andere specialiteiten uit de regio breed uitgestald, een feest van geuren en kleuren. Ook hier mogen we proeven, gedroogde pruimen en ander lekkers.Voorbij Agen lonkt Toulouse, waar het Canal de Garonne aansluit op het Canal du Midi. Daarna vervolgen kanaal en fietsroute hun weg via steden als Carcassonne en Béziers, om uit te komen bij de havenstad Sète. Reizen van de Atlantische kust naar de Middellandse Zee. De oude Romeinen hadden het al mooi bedacht. Jammer voor hen dat zij nog geen fietsen hadden.
Bron
- Plus Magazine