Het is toch een beetje uw tweede huis op wielen. U raakt eraan gehecht en u beleeft er de mooiste avonturen mee. Zoals deze Pluslezers.
Meer verhalen (niet gepubliceerd in Plus Magazine) leest u hier:
- Verhalen van lezers: op reis met de caravan
‘Mijn man vond een geitenkop in z’n slaapzak’
“Onze eerste caravan kochten we in 1960 bij een klein fabriekje in Brabant. Hij was eivormig en het aanrecht was van hardboard met een rond gat waar een afwasteiltje in paste. Na de afwas lichtte je het teiltje eruit en gooide je het buiten leeg.
Tijdens een vakantie in Zuid-Frankrijk reden we op een dag op een vrij smalle tweebaansweg langs een prachtig groot blauw meer. Op de oever zagen we in een wildernis van bomen en struiken twee caravans staan. De grond bleek van een elektriciteitsmaatschappij en je mocht er vrij staan, hoorden we van andere kampeerders. Dat deden we dus. Water haalden we bij een pomp in het dorp en mijn man bouwde een oven van grote stenen, waarop hij de heerlijkste Franse gerechten bereidde. Onze twee teckels konden vrij rondlopen. Zondags kwamen er Fransen picknicken en ze braadden een hele geit aan het spit. De kop met bloederige slierten gooiden ze weg en onze teckels maakten daar veel kabaal over met een paar andere honden.
Mijn man was licht astmatisch en sliep, omdat het binnen te benauwd was, op een stretcher in de voortent. Toen hij ’s avonds naar bed ging, hoorde ik een kreet en enkele onwelvoeglijke woorden. De teckels hadden de bloederige geitenkop veilig opgeborgen in de slaapzak van mijn man. Nu ben ik in de tachtig, mijn man is er niet meer. Op een camping in de Achterhoek heb ik een luxe, grote caravan met letterlijk alles erop en eraan. Maar zo gelukkig als in dat kleine eitje ben ik nooit meer geweest.” Maps Seggelink-Krooswijk (87), Elst (GD)
‘Hellingen van 14 procent, afschuwelijk’
“We waren onderweg naar een camping in Duitsland in onze Mazda 323 met LMC-caravan. Op een gegeven moment moesten we linksaf. Er was niets geks te zien. Geen verbodsborden of zo. De weg steeg, maar niet heel erg pittig. Totdat we de eerste haarspeldbocht kregen en de weg met een helling van ongeveer 14 procent begon te stijgen. Normaal gesproken zou je hier dus nooit mogen komen met een caravan, vrachtwagen of aanhanger. Afschuwelijk! De ene haarspeldbocht na de andere, de auto trok het nauwelijks. Ik zag op het dashboard dat de motor naar het kookpunt liep. De handen van mijn man vertoonden witte knokkels, zo stevig had hij het stuur vast. Met veel manoeuvreren lukte het hem om auto en caravan op een parkeerhaven langs de weg te krijgen. Zo wit als een lijk zaten we elkaar in opperste verbazing aan te kijken. Waarom stonden er geen borden met hellingspercentages, die ons hiervoor moesten waarschuwen? En hoe nu verder? Omdraaien ging niet, afkoppelen was al helemaal geen optie. Na ruim anderhalf uur was de motor voldoende afgekoeld. Vanuit stilstand draaiden we de weg weer op. We zetten ons schrap voor de volgende haarspeldbocht. En toen liep de weg ineens rechtdoor. We waren op hoogte gekomen en zagen uit over bergen en dalen. Tranen van opluchting liepen over mijn wangen en ook mijn man ontspande zich. De witte knokkels kregen weer een normale kleur. In stilte zijn we toen doorgereden naar de camping.” M.G.H. Jacobs-Vos (63), Amersfoort
‘Ik zag hem zo in de sloot verdwijnen’
“De afgelopen 36 jaar zijn mijn vrouw en ik met onze BIOD Extase 4L-caravan zo’n beetje door heel Europa gecrost. En hebben we allerlei avonturen beleefd. Zoals die keer dat ik de caravan ophaalde uit de winterstalling omdat we op vakantie naar Oostenrijk zouden gaan. De caravan was ondergebracht in een kas in Blokker vlak bij ons huis. Om er te komen moest je via een bruggetje een sloot oversteken. Nadat de beheerder de caravan tevoorschijn had gehaald, koppelde ik hem aan, stapte in de auto en reed weg. Maar op het moment dat ik het bruggetje over was en gas gaf, schoot de caravan van de trekhaak. Een paar tellen later zag ik hem in mijn achteruitkijkspiegel zo in de kikkersloot verdwijnen. Verbijsterd stapte ik uit, maar er was geen redden meer aan. Een grote kraanwagen moest hem op de kant tillen. Weliswaar zat hij onder het kroos, maar verder was hij ongeschonden. Mijn vrouw stond net voor het raam te kijken toen ik kwam aanrijden. Gelukkig konden we allebei hartelijk om het voorval lachen. Totdat we de deur van de caravan openden en er een enorme golf water naar buiten stroomde. Ja, toen moesten we toch wel even slikken. De gordijnen, de kussens, de keukenspullen… alles was doorweekt en vies. Een paar dagen later was de boel weer schoongemaakt. We konden alsnog vertrekken. Maar het was een goede les. Vanaf dat moment kijk ik minstens twee keer of de koppeling goed bevestigd is voordat ik de weg opga.” Gé van Beenen (79), Hoorn
‘Zo mooi, het was net de Tuin van Allah’
“In 1955 ging ik als achtjarig meisje met mijn ouders, zusje en een bevriend echtpaar in onze caravan Estrelieze op vakantie naar Marokko. Dat was een heel avontuur en volstrekt ongebruikelijk in die tijd. Om te beginnen moesten de mannen een jaar eerder hun vakantie overslaan, zodat er in 1955 een week extra was voor een drieweekse vakantie. Er werden boeken over Marokko verslonden, er werd op proef gekampeerd in Parijs en elke lezing over Noord-Afrika werd trouw bezocht. Kennissen die het hoorden, schudden meewarig het hoofd. Hoe durfden wij dat? Met al die onbetrouwbare Arabieren en die onlusten? Maar de mensen die er zelf geweest waren, konden geen motieven vinden om het ons af te raden.
En zo vertrokken we op donderdag 7 april voor de lange reis over het Europese continent. Snelwegen waren er nog niet, we reden per dag zo rond de 350 kilometer en bereikten Marokko pas na een week. Het licht, het landschap, de vriendelijkheid van de mensen, Marokko was overweldigend. Al gelijk op de eerste ochtend speelden mijn zusje en ik met Marokkaanse kinderen alsof we nooit anders gedaan hadden. Mijn vader hield een dagboek bij. En over die eerste dag in Marokko schreef hij: ‘Na vandaag 240 kilometer gereden te hebben, stopten we tegen half zeven op een aardig terreintje langs de weg, even voorbij de zijweg naar Zoumi. Wat stonden we daar mooi. We hadden een prachtig uitzicht in een dal. Het was werkelijk ‘De tuin van Allah’. We zijn het er allen over eens dat niets wat we tot nu toe gezien hebben, het kan halen bij het natuurschoon hier in het Atlasgebergte. Cactusplanten met grote rode bloemen, ontelbare geraniums, nog meer grote gele bloemen die heel veel op onze dubbele goudsbloemen lijken, en dat alles in het wild. Dan de prachtige bergen en dalen, waar de weg zich doorheen slingert, prachtig, prachtig, prachtig! Toen wij stopten, kwam net een herder met zijn beesten aanlopen. Hij schoot ons meteen te hulp door met stenen de caravan recht te zetten.
In de ligstoelen hebben we de zon onder zien gaan. Terwijl wij zo buiten zaten en het steeds donkerder werd, kwam er een ezelhoeder met zijn broertjes en zusjes steeds dichterbij geslopen. Ze stonden een tijdje roerloos stil en kwamen dan weer een stapje dichterbij en dit alles volkomen geluidloos. Antje vond het wel een beetje griezelig en veronderstelde dat het sluipmoordenaars waren. Gezien de verhalen die Antje gehoord had over deze heidenen en de wetenschap dat we hier midden in het binnenland stonden, mijlen verwijderd van andere Europeanen, kan ik me voorstellen dat zij zich niet zo heel erg op haar gemak voelde. Toen het echter volslagen donker was en wij naar binnen gingen omdat het buiten te koud werd, vertrokken ook onze sluipmoordenaars geluidloos.’” Annelieze Staal (64), Zutphen
Meer verhalen (niet gepubliceerd in Plus Magazine) leest u hier:
- Plus Magazine