Goudzoekers gaan naar het ruige noorden van Canada om ‘nuggets’ te vinden. Jolanda Linschooten om haar man kennis te laten maken met de geboorteplaats van Herschel, de husky waaraan zij tijdens een expeditie zo verknocht raakte dat ze hem mee naar huis nam.
- Jolanda geeft ook lezingen over haar reizen: Yukon Goldrush: De reis die een survival werd
Onder het reusachtige elandgewei door stuif ik naar buiten. De klapdeurtjes van de Sourdough Saloon zwiepen nog na als ik vanaf het houten trottoir op de stoffige gravelweg beland, terwijl achter me de valse akkoorden van de honkytonkpiano langzaam wegsterven. Dawson City ten voeten uit. Het lijdt geen twijfel: ik ben in Canada’s wilde westen. Nog geen minuut geleden is mij de borrel van het huis aangereikt, en daar zou ik normaal gesproken niet moeilijk over doen. Wie reist, moet de plaatselijke gebruiken eren. Maar in dat sterke spul dobberde een afgevroren teen, geserveerd met de woorden: “You can drink it fast, you can drink it slow, but the lips have got to touch the toe!” Je mag de borrel snel of langzaam opdrinken, als je lippen maar wel de teen raken… De beroemde teen is volgens overlevering afgevroren van een barbezoeker die hier in 1898 naar goud zocht. Zo beland ik buiten, vluchtend, snakkend naar frisse lucht.
Berenklemmen
Met mijn man en husky wil ik de Dempster Highway afrijden, helemaal naar het eindpunt bij de Beaufortzee, want daar ligt Inuvik. Met z’n tweeduizend inwoners deels eskimo, deels indiaan, deels blank is dat de grootste stad van Arctisch Canada. Maar bovenal is Inuvik Herschels geboorteplaats, en die wil ik Frank graag laten zien.
Maar waar zijn Frank en Herschel?
Ik steek de gravelweg over en loop naar Front Street, waar de kleurige houten gevels voorzien zijn van uithangborden met ‘Gold nuggets for sale’ en ‘Klondike Kate’s Restaurant’. En ja hoor, daar staan ze. Frank met zijn neus zo ongeveer plat tegen de winkelruit van de Yukon Trading Post, Herschel met zijn achterpoot omhoog tegen de plantenbak naast de ingang. Binnen hangt een enorme berenklem boven de toonbank. Behalve jachtbenodigdheden worden er ook goudwas-troggen verkocht. “Zullen we?” Ik probeer Frank mee te trekken. We moeten rijden. Ruim 740 kilometer gravel wachten op ons. Canada’s enige weg die door het Arctische noorden voert, feitelijk een onverhard karrenspoor.
Inuvik zullen we pas over een dag of drie bereiken. Als ik denk aan alle hobbelkeien, het slipgevaar en de kans op lekke banden, voel ik de spanning in mijn maag toenemen. Wat las ik ook alweer op het damestoilet van die Sourdough Saloon, met stift op de muur gekrabbeld? ‘Vergeet de Dempster, ga niet! Er is niks onderweg, alleen lekke banden en linke beren.’Gewaarschuwd zijn we dus wel.
Magisch mooie rotsen
Maar onze fourwheeldrive Jeep Grand Cherokee straalt met zijn grove terreinbanden vertrouwen uit en lijkt uitermate bestand tegen de Dempster. Ik klim naast Frank de auto in. Herschel kijkt tussen de voorstoelen door mee op de weg en achter ons verdwijnt Dawson City. Een pittige regenbui verandert de weg in een glibberig wasbord. Toch blijkt het rijden vooralsnog minder angstaanjagend dan ik verwachtte. Na een uurtje of twee trekken de wolken op en dan is het alsof we in een compleet andere wereld zijn. Magisch mooie rotsen worden zichtbaar, sierlijke torens boven een geelrood rivierdal. Dit moeten de Tombstone Mountains zijn. “Frank, stoppen!” Die kruidige toendralucht wil ik opsnuiven en de Klondike River een eindje omhoog volgen, want alleen zo komen die granietbergen volledig tot leven. Takken zwiepen ons in het gezicht. Herschel vindt zijn weg door de dichte begroeiing makkelijker dan wij, maar we zetten nog een eindje door, want dit is nu eenmaal de Canadese ‘bush’ en geen Kalverstraat.
Ik zie die muurtekst nog voor me: ‘er is niks’. Inderdaad vind je hier in de bergen geen uitgebreid netwerk van wandelpaden, geen bordjes of markeringen, geen kabelbanen, laat staan berghutten. Maar juist daardoor is hier toch eigenlijk álles? Natuur in het kwadraat Inuvik is nog ver, gelukkig. De Dempster Highway zelf is al bestemming genoeg. Rivieren kronkelen door uitgestorven dalen. Dan ineens zijn er weer bomen: heel veel sparren, afgewisseld met knalgele berken en balsempopulieren. Hoge rotsen op de achtergrond, de Ogilvie Mountains.
Natuur in het kwadraat, zo langs de snelweg. De Dempster slingert verder door een nu weer boomloos landschap, waar links en rechts langs de weg niets dan weidse hellingen te zien zijn. En wat voor hellingen: goudgeel tot aan de horizon. Ongelofelijk, wat een kleurenpracht. Mijn camera legt het geduldig vast, maar ik hoor nu al de verbaasde opmerkingen als ik thuis die foto’s laat zien.
“Lekker met Photoshop geknutseld zeker?” Niemand gelooft hoe goudgeel de noordelijke toendra in de herfst kleurt. Totdat je het met eigen ogen ziet. En overal die stilte. Zo leeg als deze snelweg is! Eens in het half uur slechts passeert ons een andere auto of een truck.
We passeren de poolcirkel en zien in de verte de Richardson Mountains, die zich golvend en weids uitstrekken langs de grens tussen de Yukon en de Northwest Territories. We hebben die grens net achter ons gelaten als het incasseringsvermogen van de rechterachterband het aflegt tegen een puntige kei. Terwijl ik uitstap om te kijken waarom we opeens zo scheef hangen, blaast het ding net zijn laatste adem uit. Gelukkig is het droog als we de auto opkrikken en het reservewiel monteren.
Het eindpunt Inuvik ligt inmiddels onder handbereik en zonder verdere rubberscheuren rijden we door de beboste delta van de machtige Mackenzie River. Dat dit de monding van een van Canada’s grootste rivieren is, wordt duidelijk als we er urenlang doorheen rijden. Maar dan is daar toch eindelijk Inuvik.
Herschels oude makkers
Vol verwachting rijden we het erf op van Arctic Chalet, waar behalve prachtig houten cabins ook dertig witte husky’s zijn. Hier is Herschel geboren en heeft hij jarenlang sledes getrokken. Tot het moment dat ik hem, nu alweer ruim twee jaar terug, meenam op een eenzame skitocht. Ik leende hem voor een maand, maar na afloop was ik zo verliefd dat ik hem mee naar Nederland wilde nemen. Sindsdien zijn we onafscheidelijk. Maar ik heb me altijd afgevraagd of Herschel zijn oude thuis niet miste. Daarom het plan om de Dempster af te rijden. In Inuvik zou ik eindelijk antwoord krijgen.
Vrolijk springt Herschel uit de Jeep, hij schudt zijn spieren los en kijkt eens goed om zich heen. Zijn vroegere baasje komt hem tegemoet en kwispelend springt hij met zijn dertig kilo in haar armen. Dan ineens ruikt hij de andere husky’s. Ziet de hokken. Sprint ernaartoe en paradeert met opgeheven staart voor de kooien van zijn vroegere makkers met een air van ‘Jongens, gaan jullie maar lekker voor de slee rennen! Ik heb andere bezigheden!’ Vervolgens rent hij hard terug naar de Jeep en springt via de voorstoel achterin op zijn kleedje. Ik knipper met mijn ogen. Aan autorijden heeft hij doorgaans een spuug-hekel. Vandaag niet. Hij wil weg uit Inuvik. En wel nu meteen!
“Straks bedenkt baas Jolanda zich nog en moet ik hier weer blijven.”
Ik zie het hem gewoon denken.
En zo begeven we ons opnieuw over de Dempster Highway, alleen nu in zuidelijke richting, terug naar de goudvelden van Dawson City. Dat er onderweg nagenoeg ‘niks’ is, daarin had de toiletfilosoof wel gelijk. Alleen zou ik dat geen waarschuwing maar juist een aanrader willen noemen. Want het goud ligt hier voor het oprapen. Niet in nuggets. Laat de goudzoekers maar in de grond wroeten, ik weet inmiddels beter. Het echte goud van de Yukon is de toendra langs de Dempster Highway in de herfst!
- Jolanda geeft ook lezingen over haar reizen: Yukon Goldrush: De reis die een survival werd
Lees ook:
- Plus Magazine