Thuis blijven wonen: zo kan het

Wie zo lang mogelijk thuis wil blijven wonen, moet tijdig nadenken over de noodzakelijke aanpassingen. En vergeet de gemeente niet. Die betaalt soms mee.

Bij een onderzoek van Laaglandadvies naar de bereidheid om te verhuizen, gaf een 67-jarige man een treffend antwoord: “Ik ben vaak verhuisd, maar het anker lichten wordt steeds moeilijker. Ik word steeds zwakker en het anker steeds zwaarder.”

In dat gevoel herkennen veel mensen zich, zo blijkt uit een enquête van Plus Magazine onder 1280 50-plussers. Liefst 81 procent geeft aan zo lang mogelijk in de huidige woning te willen blijven. Maar de bereidheid om de woning aan te passen of te verbouwen, is klein: drie van de vier ondervraagden zien dat niet zitten.

Dat is opmerkelijk, want de kans is klein dat uw woning goed genoeg
is toegerust om daar ook op latere leeftijd te kunnen blijven wonen. Volgens de Vereniging Eigen Huis is slechts 10 procent van de woningen geschikt om in te blijven wonen als zich ouderdomsgebreken aandienen. De overgrote meerderheid van de huizen is dus helemaal niet ‘levensloopbestendig’.

Want: kunt u straks de trap nog op? Zijn de badkamer en het toilet nog goed bereikbaar? Hoe zit het met het onderhoud van de tuin? Wat kunnen familieleden of buren eventueel voor u betekenen? Het zijn slechts enkele vragen die vroeg of laat belangrijk worden.

Wilt u zelf uw woning eens kritisch tegen het licht houden? De Stichting Kenniscentrum Opplussen heeft een ‘senioren thuistest’ ontwikkeld, waarmee u aan de hand van 99 vragen de levensloopbestendigheid van uw woning kunt testen. Te bestellen voor €4,30 via T 077–327 07 87 of www.opplussen.nl.

Met kleine en relatief goedkope aanpassingen kunt u de woning een stuk beter en daarmee ook langer bewoonbaar maken. Meer praktische tips vindt u in de checklist verderop in deze special.

Missing media-item.

Traplift na valpartij

Vaak nemen we de aanpassing van ons huis pas ter hand als het echt niet meer anders kan. Een bekend voorbeeld is het aanbrengen van een traplift na een valpartij. Die neiging om deze zaken voor ons uit te schuiven, blijkt ook uit onze enquête. 30 procent wil er liever helemaal niet over nadenken. Ons goed voorbereiden op beperkingen die straks wellicht gaan komen, blijkt een lastige opgave. Eenmaal voor de gedwongen keuze gesteld, zou een iets grotere groep nog eerder voor verhuizen kiezen (38 procent) dan voor verbouwen (32 procent).

Nu zal verhuizen in de meeste gevallen goedkoper zijn, en u kunt zelfs aanspraak maken op een vergoeding van de gemeente. Maar makkelijker? Dat is niet zeker, want passende woningen zijn schaars. Dat kan betekenen dat er voor de verhuizing toch nog eerst een verbouwing nodig is. Of dat ook de nieuwe woning na een paar jaar al niet meer voldoet.

Help, de gemeente

De huidige woning in één keer grondig aanpakken kan dus op langere termijn een aantrekkelijker alternatief zijn dan verhuizen. Bouwkundig gezien is bijna alles mogelijk. En de overheid biedt hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Maar deze wet kent vele voorwaarden en uitsluitingen en de verschillen per gemeente zijn groot.

“Bovendien heeft iedere gemeente de plicht om te kiezen voor de goedkoopste adequate oplossing”, waarschuwt architect Johan Grootveld, specialist in het aanpassen van woningen en goed bekend met de bijbehorende procedures. “Een gemeente heeft noodgedwongen twee petten op. Aan de ene kant moeten ze hulp bieden, aan de andere kant mag het niet te veel kosten.”

Dat betekent dat een burger die bij het Wmo-loket van de gemeente aanklopt. niet moet rekenen op persoonlijke ondersteuning op maat. Vaar dus niet zomaar blind op de gemeente. Probeer eerst zelf duidelijk te krijgen wat uw nieuwe woonwensen voor uw woonsituatie betekenen.

Voor veel aanpassingen gelden weliswaar vaste normen, maar daarmee ben je er nog niet, waarschuwt Grootveld. “Een kleine slaapkamer op de begane grond lijkt aanvankelijk misschien genoeg. Maar wat doe je als er later professionele hulp nodig is bij het in en uit bed komen? Dan moet er ook nog ruimte zijn voor een tillift.”

Missing media-item.

U en de Wmo

Bij het levensloopbestendig maken van een woning komt zoveel kijken, dat het voor een gewone burger bijna onmogelijk is alles helemaal zelf te regelen. Informatie van deskundigen zoals een ergotherapeut, gespecialiseerde architect, aannemer en patiëntenvereniging lijkt onontbeerlijk. U doet er goed aan pas contact op te nemen met de gemeente om een deel van de kosten vergoed te krijgen uit de Wmo, wanneer duidelijk is wat u wilt en die wensen zijn neergelegd in concrete verbouwingsplannen. Met die verbouwing zou u minstens vijf jaar vooruit moeten kunnen.

De Wmo-aanvraag dient u in bij uw gemeente. Doorgaans op papier, soms kan het via internet. Daarna start de gemeente een onderzoek naar de belemmeringen in uw huis. Soms doet de gemeente dat zelf, meestal wordt het uitbesteed aan gespecialiseerde bureaus. Als er al meer over een aandoening bekend is, bijvoorbeeld door een eerdere aanvraag, kan een dossierstudie genoeg zijn.

Uiteindelijk leidt dit tot een advies aan de gemeente, waarin staat wat er moet gebeuren om de belemmeringen te compenseren. Eerst wordt gekeken naar algemene middelen, zoals hulp in huis, boodschappendienst et cetera.

Mocht dat niet volstaan, dan komt vervolgens verhuizen naar een geschikte aangepaste woning in beeld. Is zo’n woning niet beschikbaar, dan krijgt een tijdelijk te plaatsen woonunit de voorkeur. Pas als ook dat niet kan, zal er een advies komen voor het aanpassen van de huidige woning.

Procedures, vergunningen

Missing media-item.

Wilt u meer of iets anders dan het advies van de gemeente? Dan moet u de extra kosten daarvan zelf betalen, al kan de gemeente een bijdrage leveren. “Met sommige gemeenten valt best te onderhandelen, maar zorg er wel voor dat alle afspraken op papier vastliggen”, adviseert Grootveld.

En houd er rekening mee dat de hele procedure bij de gemeente makkelijk een jaar kan duren. Daarna begint de verbouwing pas. Wie het niet eens is met een beslissing van de gemeente, kan daartegen bezwaar aantekenen en, als dat niet helpt, desnoods naar de rechter stappen.

Woont u in een eigen woning, dan is een kleine verbouwing zoals een dakkapel of uitbouw in principe geen probleem. Maar voor meer uitgebreide klussen hebt u een vergunning van de gemeente nodig. Op www.vrom.nl/bouwvergunningen online, vindt u daarover meer informatie.

Woont u in een huurwoning? Dan mag u alleen verbouwen met toestemming van de verhuurder. Dat hoeft niet altijd een probleem te zijn, omdat er immers een tekort is aan goed aangepaste woningen.

ANBO: Wmo-beleid per gemeente anders

Missing media-item.
Nel Barendsen, Wmo-adviseur van ouderenbond ANBO

“Als je te maken krijgt met de Wmo, moet je een beetje geluk hebben met de gemeente waar je woont, want de verschillen zijn groot”, zegt Nel Barendsen, Wmo-adviseur van ouderenbond ANBO.

Neem de aanvraag voor een traplift. Sommige gemeenten nemen die netjes in behandeling, ‘maar veel gemeenten wijzen zo’n aanvraag bijna standaard af’. “In plaats daarvan moet iemand dan maar verhuizen naar een seniorenwoning.

In dezelfde gemeente, maar soms is dat wel veertig kilometer verderop! Dat is helemaal niet de bedoeling van de Wmo. Die zou senioren juist in staat moeten stellen om langer zelfstandig te wonen in hun eigen omgeving.”

Volgens Barendsen klagen senioren ook nogal eens over de deskundigheid en klantvriendelijkheid van medewerkers bij het Wmo-loket. “Maar niet alles is negatief: in diverse gemeenten gaat het gelukkig wel goed. Daar worden aanvragen snel en goed behandeld en is er voldoende informatie beschikbaar.”

Auteur