Villa d'Este: tuin der wonderen

Op een paar kilometer van Rome ligt een unieke plek. De Italiaanse tuin bij uitstek, het park van de Villa d’Este, was een voorbeeld voor heel Europa, en de voorloper aan de zogenaamde ‘Franse tuin’.

Waar je ook kijkt, overal borrelt water op, op zo’n gevarieerde en sierlijke manier dat deze plek door geen andere op aarde kan worden geëvenaard. Dat schreef in 1569 Uberto Foglietta, een historicus uit de omgeving van kardinaal Hippolytus II d’Este, de opdrachtgever van de Villa d’Este. Het is een van de eerste giardini delle meraviglie (wondertuinen), en hij blijft ook nu nog fascinerend. De esthetische en ingenieuze watereffecten werden aangelegd door de grootste fonteinbouwers van die tijd, onder leiding van Pirro Ligorio. Afgezien van de verblindende schoonheid die in de zestiende eeuw door iedereen werd geprezen, bekoort ook de heerlijke verfrissing van de druppeltjes de wandelaar. De buitengewone overvloed aan water in deze buurt, die al sinds de Oudheid bekend was, was doorslaggevend in de keuze van de locatie. Bovendien boden de heuvels van Tivoli een panorama op de streek, zoals dat in zestiende-eeuwse traktaten wenselijk werd geacht. Dat vond men immers een onmisbare troef bij het verbouwen van een eenvoudig palazzo tot een villa. In dit geval werden een klooster en een middeleeuwse wijk (Campitelli) door Hippolytus II d’Este omgevormd tot een wonderlijk geheel.
De geometrische aanleg van de tuin respecteert de regels van de renaissancetuinarchitectuur. Er is een lange centrale as, als referentiepunt van het geheel, een laan die voor perspectief zorgt en die wordt gekruist door vijf kleinere assen. Op die manier lijkt de tuin in zijn geheel wel een schilderij, een opeenvolging van boven elkaar geplaatste terrassen, waarin iedere fontein de wandelaar uitnodigt om zijn wandeling voort te zetten, zodat hij de giardino vanuit steeds andere gezichtspunten kan bewonderen. Achter deze prachtige tuin gaat een complex netwerk van waterleidingen schuil (875 meter kanalen), waarnaar het water van de rivier Aniene en zijn bijrivieren wordt afgeleid. Uitsluitend voortgestuwd door de zwaartekracht verspreidt het water zich over alle bassins en voedt het vrolijk de fonteinen. Er zijn er trouwens 51, plus 398 waterstralen, 364 waterruikers, 64 watervallen en 220 waterbekkens... Details die liefhebbers van hydraulische machinerieën kunnen boeien, maar estheten eerder vermoeien. Jammer genoeg voor die laatsten zijn de geluidseffecten die door Tomaso Ghinucci werden aangebracht – ontploffingen, vuurwerk, grommend en ploffend water – verloren gegaan. Evenals de partituren van de orgelfontein. We hebben geen gedetailleerde bronnen over de muziekstukken die het orgel oorspronkelijk ten gehore gaf, maar met de overblijfselen van de zestiende-eeuwse exemplaren zijn wel nieuwe cilinders gebouwd. Het orgelsysteem, dat aan het eind van de achttiende eeuw stuk was gegaan, is in 2003 vervangen door een pneumohydraulische klank.
Er werd een beroep gedaan op de grootste kunstenaars, zoals Bernini, die in 1660 de werkzaamheden persoonlijk opvolgde, en daarvoor vorstelijk werd beloond. Hij ontwierp in het bijzonder de Fontana del Bicchierone, in de vorm van een reusachtige schelp. De Fontana dell’Ovato werd vanaf haar creatie in 1565 beschouwd als de belangrijkste van de hele tuin… en zelfs van heel Italië. Ze is van cruciaal belang voor de waterdistributie en werd als eerste afgewerkt. Ze heet ook de ‘Fontein van Tivoli’ omdat ze de heuvel voorstelt zoals die er in zijn ‘ruwe’ vorm uitstaat, voor de komst van de kardinaal.

Missing media-item.
Een reusachtig hydraulisch netwerk voedt 51 fonteinen, 364 waterruikers,
398 stralen, 64 watervallen en 220 bassins.
Natuurkunst

Die oorspronkelijke toestand wordt in deze betoverende tuin paradoxaal genoeg gecultiveerd. De structuur van de tuin is geometrisch, maar hij is versierd met mythologische onderwerpen en onderwerpen ontleend aan fauna en flora. Moeder Natuur lijkt de hoofdrol te spelen. De mens heeft weliswaar alles aangelegd, maar wekt de indruk dat de natuur dat heeft gedaan. Kalkafzettingen, woekerend mos, tufsteenbrokken en rocailles wekken de indruk dat dit geen mensenwerk is. De eenvoudigste fonteinen bestaan uit een opeenstapeling van grote kalksteenblokken, als waren het versmolten waterspuwers. De fontein van Diana van Ephese toont de voedende Moeder. Ze stond oorspronkelijk op de Orgelfontein, zoals de kardinaal had gewenst, maar werd later verplaatst aan het einde van een van de laterale perspectieven. Nu ze alleen in haar tufsteengrot staat, heeft ze haar oorspronkelijke betekenis in het geheel verloren, maar gewonnen aan decoratieve en symbolische kracht.
De tuin werd vanaf de aanleg voortdurend gewijzigd (de beelden van Tadolini zijn bijvoorbeeld een toevoeging uit de negentiende eeuw), maar steeds met respect voor de artistieke principes van de Renaissance. De eeuwenoude bomen, waarvan de kronkelige vormen een bijna menselijk karakter hebben, dragen bij tot de decoratieve rijkdom. In de zestiende eeuw werden zestien cipressen geplant op een kroonvormig oppervlak – het zogenaamde Cipressentheater – om een verdwijnpunt te creëren en het perspectief te benadrukken. Er blijven slechts twee exemplaren over van die vijf eeuwen oude bomen, die Franz Liszt en Gabriele D’Annunzio inspireerden. Twintig jaar geleden werden er nieuwe geplant.
De fonteinen doen denken aan de rocaillestijl van de achttiende eeuw, een product van de barok, die ‘onregelmatige parel’. Hier lijkt alles echter op een ruwe parel die prachtig vorm is gegeven.
De evenwichtige combinatie van grote leidslijnen en weelderige versiering maakt deze tuin zo rijk en indrukwekkend. Die perfectie harmonie is de kern van de principes van de Renaissance, en gelukkig hebben de opeenvolgende restauraties van de tuin die stijl en materiaalkeuze altijd gerespecteerd.

Missing media-item.
De mens heeft alles heel kunstig aangelegd, maar laat de indruk  
dat de natuur alles bepaalt.

Een megalomane mecenas

Hippolytus II d’Este stamde uit een vooraanstaande cultuurminnende Italiaanse familie die bekendstond om haar mecenaat. Als zoon van Alfons I, hertog van Ferrara, en Lucrezia Borgia, werd hij op zijn tiende benoemd tot aartsbisschop van Milaan en kreeg hij later een humanistische opleiding in Frankrijk. Hij was raadgever van koning Frans I – die hem zijn hele leven steunde – en werd op zijn dertigste kardinaal. Hij beschouwde zichzelf als erfgenaam van de pauselijke tiara en stak zijn ambitie nooit onder stoelen of banken. Precies doordat hij zo’n zelfverzekerde intrigant was, werd de invloedrijke kardinaal op vijf conclaven niet verkozen. Hij wijdde zijn geld en energie dan maar aan de bouw van een villa die mooier moest worden dan een pauselijk paleis. Omdat Pius V hem verbood een kasteel in Rome te bouwen, bouwde hij dan maar ‘Rome in zijn kasteel’, met een maquette van de stad in zijn Rometta-fontein.

Hoe komt u er?
Villa d’Este ligt op 20 km van Rome. We raden u aan de bus te nemen in plaats van de trein. De Cotral-bussen vertrekken van het metrostation Ponte Mammolo (voorlaatste halte op de blauwe lijn, richting Rebibbia) en rijden naar het centrum van Tivoli. De villa staat ongeveer 200 m verderop (en is aangeduid). Met de auto neemt u de snelweg A24. In beide gevallen ongeveer een uur rijden.

Ook in deze special: