Bossen en stuifduinen, en hier en daar een vennetje. Het is genot om te wandelen in Nationaal Park De Maas-duinen in Limburg. Meer dan honderd soorten vogels broeden er, en er groeien bijzondere mossen.
De zandheuvels ten oosten van de Maas, tussen het Noord-Limburgse Gennep en Arcen, ontstonden aan het eind van de laatste ijstijd, toen Rijn en Maas hier grote hoeveelheden zand en klei achterlieten. In droge periodes blies de westenwind het rivierzand op, en zie: prachtige stuifduinen.
Een groot verschil met de duinen aan de kust is dat de Maasduinen in Limburg rijkelijk met bos zijn begroeid. Bebossen was de enige manier om de omliggende akkers en weidegronden tegen stuivende zandkorrels te beschermen. Het resultaat is een lang en smal lint van rivierduinen, bossen, kleine stukjes heide, akkers en vennetjes dat zich over een lengte van zo’n 25 kilometer langs de oostoever van de Maas uitstrekt.
Voor vogels zijn de Maasduinen een paradijs. Er broeden meer dan honderd soorten, waaronder bijzondere zoals de wielewaal, de geelgors en de grauwe klauwier. Tijdens de trek in voor- en najaar strijken er soms grote groepen kraanvogels neer. Met luid trompetgeschal kondigen ze hun komst aan.
Vleermuizen voelen zich hier ook thuis, waaronder kwetsbare soorten als de franjestaart en de grootoorvleermuis. Ook de bever, die de laatste jaren op verschillende plaatsen in Nederland is uitgezet, heeft zich spontaan gevestigd in en langs de Bleijenbeek.
In het Bergerbos, gelegen in het meest noordelijke puntje van het nationaal park, komt in grote hoeveelheden grijs kronkelsteeltje uit de grond. Dit donkergroene bladmos, ook wel tankmos genoemd, kwam naar Nederland tussen de rupsbanden van de tanks waarmee de geallieerde troepen in 1944 het zuiden van ons land bevrijdden. De ontelbare donkergroene bolletjes op de duinruggen zien er – zeker als de dauw van een vochtige nacht er nog overheen ligt – bijna futuristisch uit. In droge tijden worden de uiteinden van de blaadjes zilvergrijs. De lange grijze strepen vormen dan een mooi contrast met het donkergroen.
Een groot verschil met de duinen aan de kust is dat de Maasduinen in Limburg rijkelijk met bos zijn begroeid. Bebossen was de enige manier om de omliggende akkers en weidegronden tegen stuivende zandkorrels te beschermen. Het resultaat is een lang en smal lint van rivierduinen, bossen, kleine stukjes heide, akkers en vennetjes dat zich over een lengte van zo’n 25 kilometer langs de oostoever van de Maas uitstrekt.
Voor vogels zijn de Maasduinen een paradijs. Er broeden meer dan honderd soorten, waaronder bijzondere zoals de wielewaal, de geelgors en de grauwe klauwier. Tijdens de trek in voor- en najaar strijken er soms grote groepen kraanvogels neer. Met luid trompetgeschal kondigen ze hun komst aan.
Vleermuizen voelen zich hier ook thuis, waaronder kwetsbare soorten als de franjestaart en de grootoorvleermuis. Ook de bever, die de laatste jaren op verschillende plaatsen in Nederland is uitgezet, heeft zich spontaan gevestigd in en langs de Bleijenbeek.
In het Bergerbos, gelegen in het meest noordelijke puntje van het nationaal park, komt in grote hoeveelheden grijs kronkelsteeltje uit de grond. Dit donkergroene bladmos, ook wel tankmos genoemd, kwam naar Nederland tussen de rupsbanden van de tanks waarmee de geallieerde troepen in 1944 het zuiden van ons land bevrijdden. De ontelbare donkergroene bolletjes op de duinruggen zien er – zeker als de dauw van een vochtige nacht er nog overheen ligt – bijna futuristisch uit. In droge tijden worden de uiteinden van de blaadjes zilvergrijs. De lange grijze strepen vormen dan een mooi contrast met het donkergroen.