Emma Brunt (65) duikt in de jongerenwereld. Ditmaal: een bezoekje aan het Delftsch Studentencorps, dat wel héél snel afgelopen is.
De ontvangst
De ontvangst bij het Delftsch Studenten Corps (DSC) is gastvrij maar opmerkelijk strak geregisseerd. Bij wijze van uitzondering heeft de Senaat (het bestuur, red.) besloten om pers toe te laten op een doordeweekse avond in Studenten Sociëteit Phoenix. Maar dat wil niet zeggen dat de fotograaf en ik zomaar onbeheerd mogen rondstruinen met de camera en een notitieblokje.
De senaatsleden
De wakkere blik van de vijf senaatsleden blijft op ons gevestigd, zonder een moment te verslappen. Dat begint al bij de entree, want achter de monumentale voordeur staat de secretaris klaar om mij op te vangen en te begeleiden naar de Senaatskamer. We laten het gekletter van bestek op borden en de drukte bij het buffet dus snel achter ons en bestijgen de brede trap naar de eerste verdieping, waar het bestuur en de gasten zullen eten. In alle rust, aan een lange antieke tafel die zwak verlicht wordt door een vijfarmige koperen kandelaar.
Het eten
De pot schaft pasta met een tomatenvleesprutje, maar de ambiance spreekt andere taal en doet aan niets zozeer denken als de eetkamer van Slot Bommelstein, waar heer Ollie zijn eenvoudige doch voedzame maaltijden placht te nuttigen: een lambrisering van donker eikenhout, verschoten vaandels uit lang vervlogen tijden aan de muur, en diepe leunstoelen rondom een knapperend haardvuurtje.
Op de foto
Als de fotograaf zich bij ons voegt, laat het hele gezelschap zich in de fauteuils zinken en heft met plechtig gezicht het glas, terwijl de president van de Senaat achter de piano plaatsneemt en quasi-spontaan de toetsen beroert. De archivaris van de club wil ten behoeve van de foto best meespelen in dit toneelstukje; ze hangt met een smachtende blik over zijn schouder, maar kan niet voorkomen dat ze daarbij onstuitbaar begint te giechelen. En inderdaad, als afspiegeling van een doodgewoon avondje op de ‘soos’ doet deze vertoning een tikje onwaarachtig aan. Alsof deze vijf welopgevoede en welbespraakte adolescenten – drie jongens en twee meisjes – een voorschotje aan het nemen zijn op de toekomst, en nu alvast poseren als de gezagsdragers van morgen.
De ontgroening
Intussen stel ik vragen over de manier waarop het corps georganiseerd is. We hebben het onder andere over de ontgroening (zij noemen het liever ‘kennismakingstijd’, om ongewenste associaties te vermijden), waarbij de eerstejaars worden ingedeeld bij een jaarclub van een man of zeventien, en eventueel ook bij een ‘huis’, voor zover ze kans hebben gezien om een kamer te bemachtigen in een van de zes studentenhuizen in de Delftse binnenstad die eigendom zijn van het corps. In het kader van die jaarclub en dat huis zullen ze gedurende hun studietijd van alles ondernemen: samen koken, sporten, studeren en feesten.
Sociaal netwerk
President Freek zegt daarover: “De kennismakingstijd, de openingsweek in augustus, is de periode waarin je een hechte band kunt vormen met een aantal medestudenten van je eigen jaar, omdat je samen allerlei – huishoudelijke – klusjes moet opknappen en educatieve uitstapjes maakt. Dat wordt afgerond met een groot feest. Het is niet alleen superleuk, maar de contacten die je zodoende legt, blijven je hele studietijd bestaan. Je hoeft dus nooit alleen te zijn, tenzij je zelf besluit om je terug te trekken op je kamer. En als je daar in je latere leven een bruikbaar netwerk aan overhoudt, om elkaar ook in de politiek of in het zakenleven een paar balletjes toe te spelen, is dat uiteraard mooi meegenomen.”
Elitaire club?
Op de vraag of de corpsleden zichzelf beschouwen als een bij uitstek elitaire club, zoals de kritische buitenwacht vaak veronderstelt, antwoordt Freek niet zonder satisfactie: “Ja, maar we vórmen natuurlijk ook een heel select groepje! Ga maar na: 10 procent van de jongeren in Nederland studeert, een kwart daarvan wordt lid van een studentenvereniging, en een klein percentage dáár weer van sluit zich aan bij een van de acht studentencorpora. En het is waar: wij hechten nu eenmaal aan goede omgangsvormen en aan bepaalde tradities. Dat mag je best conservatief noemen. Maar niet reactionair. Ik denk dat je onder onze leden betrekkelijk veel D66- en VVD-stemmers aantreft, en waarschijnlijk ook nog wel een enkele PvdA-stemmer.”
De benedenverdieping
Het wordt zo langzamerhand hoog tijd om af te dalen naar de benedenverdieping, waar men zo te horen de maaltijd achter de rug heeft en zich roezemoezend aan de pils heeft gezet. Ik wil de sfeer opsnuiven. Temeer omdat ik te verstaan heb gekregen dat de Senaat om half negen opstapt, en dat de fotograaf en ik dan ook geacht worden te vertrekken.
“Maar dat is al over drie kwartier!” werp ik ontsteld tegen. Tja, niets aan te doen, hun besluit staat vast. En als we eenmaal in de hoge gemeenschappelijke ruimte zijn beland, en ik aanstalten maak om met deze en gene een praatje aan te knopen, blijkt dat daar minimaal één Senaatslid bij aanwezig moet zijn.
Waarom? Nou, daarom, dat vindt de Senaat “wel zo correct tegenover de leden”.
Ik haal diep adem, houd mijzelf voor dat ik wel voor heter vuren heb gestaan, en schuif aan bij een overzichtelijk tafeltje van drie, waar al flink wat lege bierglazen op staan.
Vrijmoedige, leuke jongens alle drie, ideale schoonzonen-in-de-dop, die gelukkig geen blad voor de mond nemen. Van tevoren was mij verteld dat het vanavond tamelijk stil zou zijn, want is het ‘vakkenweek’; na het eten zou iedereen zich prompt huiswaarts spoeden om tentamens te gaan voorbereiden.
Maar daar denkt Scott, mijn buurman ter linkerzijde, heel anders over. “Voor een uurtje of drie vannacht ben ik hier niet weg,” is zijn montere inschatting. “En hij… (met een hoofdknikje naar zijn buurman ter rechterzijde) dénkt wel dat hij vanavond nog gaat werken, maar dat gaat hij natuurlijk he-le-maal niet doen!”
Jiskefet
Op mijn vraag of ze zichzelf herkennen in de eeuwig en altijd stomdronken corpsballen die Jiskefet ooit gestalte gaf op de tv – de befaamde lullo’s, aangevoerd door ene Van Binsbergen, die elk gesprek inluidt met de korzelige strijdkreet: “Is er nog wat te neuken vandaag?!!!” – volgt luid en langdurig gelach.
“Dat is wel een héél stereotiepe voorstelling van zaken,” zegt nummer drie ten slotte met een vroom gezicht. “Ja, maar ook een stereotype kan raak zijn,” opper ik.
“Ach,” grijnst Scott, “er zijn heus wel jongens bij die zich zo gedragen. Dat zit er dik in. En stevig gedronken wordt hier ook, want dit is gewoon een soort café. Een café waar je iedereen kent, wat wel makkelijk is. Hiernaast is bovendien studentendisco Lorre, de plek waar je een leuk meisje kunt oppikken als het meezit, dus ja, ik zal niet ontkennen dat drank een voorname trekpleister vormt van de Sociëteit. Maar echt stomdronken worden is er niet bij, niet zo dat je in het openbaar begint te kotsen in ieder geval. En agressief gedrag en drugs zijn ook not done; als ze je daar op betrappen, word je meteen een paar dagen geschorst.” Kijk, dat begint er al meer op te lijken, denk ik bij mezelf.
Het vertrek
Maar juist als ik aan mijn derde glas wijn wil beginnen, zorgzaam aangesleept door mijn tafelheren, en de volgende vraag op ze wil afvuren, geeft de Senaat het sein voor vertrek. Jassen aan en mee naar buiten. Op het laatste nippertje krijg ik nog een prachtig ingebonden jaarboek toegestopt, want alle drie de jongens zaten in de commissie die dat heeft samengesteld en ze zijn er apetrots op. Maar als ik eenmaal buiten sta om op mijn taxi te wachten, wordt dat cadeautje me prompt afgepakt door de Senaat.
Geheimen
Omdat er ook “persoons- en adresgegevens in staan”. Kennelijk heel privé allemaal.
“Nou, dan scheuren we die pagina’s er toch uit?” stelt de fotograaf praktisch voor.
Maar daar komt niets van in: ik blijf met lege handen achter. “Je zou toch echt gaan denken dat ze iets te verbergen hebben,” zeggen we verbijsterd tegen elkaar. “Maar wat zou dat in hemelsnaam kunnen zijn?”
Wat wij ervan hebben gezien, was onschuldig genoeg, maar ja, het ís natuurlijk denkbaar dat het echte bacchanaal pas op gang komt zodra wij onze hielen hebben gelicht.
Feestvieren
Door de dikke muren van het verenigingsgebouw is nog net te horen dat daarbinnen een feestgehuil wordt aangeheven. Zie je wel! Als ik de volgende dag de groepsfoto’s bekijk die op de website van DSC staan, blijkt dat feestvieren wel degelijk de corebusiness is van deze deftige vereniging, alle brave praatjes ten spijt, want het krioelt daarop van de feestpetjes, geschminkte poezensnoetjes, komische konijnenoortjes en andere parafernalia uit de verkleedkist, tegen een carnavalsdecor van halfvolle kratjes en immer schuimende glazen.
Enfin, wat het Grote Geheim ook behelst, de leden worden er kennelijk erg gelukkig van, want iedereen lacht zich suf op die foto’s. Stuk voor stuk mooie, puntgave jongens en meisjes, die in Delft de tijd van hun leven hebben, en daar gaat het toch maar om.