Vlieland een gewoon eiland? Zeker niet! Waddendeskundige Gerrit Jan Zwier kent er de gekste plekjes.
Een wandeling over de waddijk is in alle jaargetijden een aanrader. Aan de ene kant de zee, waarboven de schepen op een zonnige dag schijnen te zweven, aan de andere kant de langgerekte wadtuintjes met hun groenten en fruitbomen. Verderop de rode vuurtoren op het duin en de lage kwelders waar grazende paarden om meeuwen en kauwen heen stappen.
Stoere Noorse schilderes
Aan die dijk staat een opvallend wit huisje, bijgenaamd de ‘Duiventil’, met uitzicht over het wad. Ooit was dit het atelier van de Noorse zeeschilderes Betzy Berg, die zich in 1896 op Vlieland vestigde. Het eiland was winderig en nog kaal – de bossen kwamen later. In een strenge winter was het isolement totaal; wekenlang geen postboot, geen kranten, geen brieven. ’s Zomers kwam er slechts een handvol badgasten aan, gegoede families die gretig de zeelucht inademden.Betzy’s woning aan de Dorpsstraat – het zogenaamde Tromps’ Huys – is nu een museum. Aan de wanden hangen haar doeken die laten zien hoezeer zij de zee met hart en ziel was toegedaan. Zeetaferelen van Vlieland en de Noorse kust beheersen haar werk. Zij was een leerlinge van de Haagse School, collega van Mesdag en Mauve. Bij slecht weer trok zij haar oliejas aan, zette haar zuidwester op en installeerde zich in een houten kist op het strand om te schilderen. Zij hield van woeste golven en waaiend schuim.
Elke eerste zondag van de maand kleedde zij zich echter in een fraaie japon en hield zij salon voor de burgemeester, de dokter en andere dorpsnotabelen. Dan onderhield zij haar gasten, in haar grappige Nederlands-Noorse tongval, met verhalen over haar vele reizen.
Verborgen hemel op aarde
Aan de andere kant van het eiland, bij de Oude Eendenkooi, bevindt zich het best verstopte huis van Vlieland. Alleen aan de groene postbus aan de wadweg is te zien dat er ergens in de buurt een woning moet zijn. Een breed zandpad verdwijnt in dichte bosschages van elzen en wilgen. Een rij van opmerkelijke eilanders heeft het kooikershuis bewoond. Later werd het vervallen huis, waar nu een boswachter woont, in moderne stijl herbouwd.De eerste keer dat ik in dit privédomein doordrong, zag ik een man met een roodverbrand gezicht en een blonde snorrebaard bij de moestuin zitten. Klompen, een zwart manchester jasje en een blauwe katoenen broek maakten het beeld van de buitenman compleet. Zijn vingers zagen paars van het doppen van de peulen van kapucijners, die als klimplanten het gaas rond de tuin overwoekerden.
Natuur heerst hier
Aan de voorkant van het huis, in het duinland, graasden schapen, de enige kudde van het eiland. Achter het huis stond een rij bijenkasten opgesteld. De raten werden ’s zomers gevuld met de nectar van de lamsoor, die in die periode de kwelder een paarse kleur geeft. In de provisiekast, die in een duin was uitgegraven, stonden planken vol met kruisbessenjam, bosbessenlimonade, vlierbessenwijn en honingdrank. Een grote tuin die met gaas was overdekt, voorzag de boswachter van groente, aardbeien en zelfs druiven, die in een kasje werden gekweekt. Het gaas moest verhinderen dat de groentebedden door fazanten en konijnen werden geplunderd.Achter de tuin van dit bijzondere huis brachten meeuwen en velduilen hun jongen groot. Dicht bij het slaapkamerraam had de boswachter een wild stukje natuur haar gang laten gaan. Daar nestelden spotvogels en nachtegalen. De ochtendzang van de nachtegalen was soms zó luid dat de bewoner daardoor de slaap niet meer kon vatten.
Bedreiging vanuit de lucht
Toch was zelfs hier niet alles paradijselijk: de man met de klompen hield een somber verhaal over het dalende grondwaterpeil op het eiland, waardoor de cranberries verdroogden en zeldzame plantjes zoals de parnassia verdwenen. Hij klaagde over de straaljagers, die boven de Vliehors oefenden en af en toe een brandbom in de duinen lieten vallen. Op een keer liep hij naar de Postweg toen er laag over het wad een vliegtuig zijn kant op kwam. Het stoof met een enorme vaart op hem af, zodat hij de piloot duidelijk achter het raam zag zitten. Op een hoogte van twintig, dertig meter raasde het toestel over hem heen. Door de luchtdruk werd hij achterover tegen de grond gesmeten.De kleindochter van de zeekapitein
Inmiddels heeft deze boswachter het veld geruimd voor een nieuwe. Na vijfentwintig jaar, en dat is een record. De eerste kooiker streek in 1891 bij de pas gegraven Oude Kooi neer. Onder zijn opvolger begon de kooi te verwilderen. De eendenvangst is hier nooit een bloeiend bedrijf geworden. De bekendste bewoner was Oude Leen die het er veertien jaar heeft volgehouden. Het dorp herinnert zich hem als een vrijbuiter en een stroper, maar ook als een gastvrije campingbaas die graag mensen om zich heen had. Hij was vermaard om zijn stoofschotel van konijnenbout en zijn spiegelei van meeuweneieren.Na de oorlog nestelde Juf Bruin zich in het kooikershuis. Generaties Vlielanders hebben les van haar gehad. Zij was een kleindochter van kapitein Gerrit Bruin, die veertig jaar de wereldzeeën bevoer. Hij was een van de laatste gezagvoerders op de Grote Zeilvaart. Na zeventien jaar verruilde Juf Bruin de Oude Kooi voor het voormalige atelier van Betzy Berg aan de waddijk.
Jac. P. Thijsse betoverd
Aan de wadkant van de Oude Kooi bevindt zich een mooi plekje dat de onheilspellende naam Dodemansbol draagt. De grote natuurvriend Jac.P. Thijsse was hier in 1930 en noemde het uitzicht over de blinkende, zilveren Waddenzee ‘betoverend’. Natuurlijk genoot hij volop van alle zee- en wadvogels. Maar waar hij het meest van genoot, waren de eidereenden, vogels uit het Hoge Noorden die zich sinds kort op de waddeneilanden hadden gevestigd. Nooit had hij kunnen vermoeden dat hij zoiets prachtigs in zijn eigen vaderland te zien zou krijgen! “Waarlijk, deze Dodemansbol is verreweg de beste plek in Nederland om rijk en indrukwekkend vogelleven te aanschouwen.”Geiteneiland
Langs de wadweg, ergens tussen Oude en Nieuwe Kooi, scharrelt een kudde geiten in het duin. Staatsbosbeheer schakelt ze in als levende grasmaaiers. Een eeuw geleden, toen de rijksboswachters Vlieland van bossen gingen voorzien, waren ze juist niet erg ingenomen met dit legioen van bastknabbelaars. Men was dit ‘vee voor arme mensen’ liever kwijt dan rijk, tot groot verdriet van de bevolking, die door de geiten van melk werd voorzien. Zoals Texel zijn schapen en Ameland zijn paarden had, zo had Vlieland zijn geiten. Met een ‘geit’ wordt op Terschelling nog zowel het dier als de Vlielander aangeduid, te vergelijken met ‘kiwi’ voor een Nieuw-Zeelander.Een poëtisch monster
Volg je de wadweg verder naar het westen, dan kom je langs het Posthuys – nu een uitspanning, vroeger een boerderij – en de Kroon’s Polders. Die polders zijn het paradepaardje van Staatsbosbeheer. Hier vind je de broedplaatsen van lepelaars en aalscholvers, hier bloeien zoutminnende planten zoals zeeaster, alsem en lamsoor. In de bloemrijke weilanden wemelt het ’s zomers van orchideetjes en parnassia.
Ten slotte ligt de Vliehors aan je voeten, een zandplaat vol luchtspiegelingen en vergezichten. Op gezette tijden rijdt hier een bakbeest van een truck die in de Sahara niet zou misstaan. Toch bergt dit monster iets lieflijks in zich, dat via een achterband tot uitdrukking wordt gebracht. Die stempelt namelijk een kort gedichtje in het ebstrand. Vorig jaar waren dat de regels:
Wat de diepste indruk maakt wordt door zeewater aangeraakt,
Door geen mens gestoord neemt de zee het laatste woord.
Elk jaar vraagt de eigenaar van de truck om twee nieuwe regels. Soms droom ik ervan om op Vlieland als dichter te debuteren, waarbij mijn woorden elke dag worden herdrukt en vervolgens weer uitgewist.
Enthousiast geworden?
Hier vindt u informatie over Vlieland: VV Vlieland, Havenweg 10, 8899 BB Vlieland, 0562-45 11 11, www.vlieland.net; http://vlieland.pagina.nl.
- Plus Magazine