Bij het fonds voor overheidspersoneel, ABP, kan het aanvullende pensioen van een gepensioneerde die gaat samenwonen wél worden gekort. Hoe zit dat?
Als je in het verleden bij de overheid hebt gewerkt, is de kans groot dat je een pensioen bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) hebt opgebouwd. Plannen om samen te gaan wonen met zo’n pensioen? Reken dan goed na wat de gevolgen zijn, want ABP kort ‘hokkers’. Cruciaal bij de korting van samenwoners door het ABP is het begrip ‘franchise’. Franchise is het deel van het salaris waarover geen pensioenopbouw nodig is, omdat een gepensioneerde óók AOW ontvangt. Daar ligt een wat ingewikkelde berekening aan ten grondslag, die er grofweg op neerkomt dat het ABP 10/7 van de AOW hanteerde als franchise.
Daardoor is de hoogte van het ABP-pensioen dat is opgebouwd vóór 1995, deels afhankelijk van het AOW-recht. Een echtpaar ontvangt meer AOW dan een alleenstaande en daarom heeft een gehuwde een hogere franchise dan een alleenstaande. Een hogere franchise betekent dat je over een kleiner deel van je inkomen pensioen opbouwt en dus een lager pensioen krijgt.
Let wel, dit gaat uitsluitend over de pensioenopbouw. De werkgever hanteerde bij het afdragen van de pensioenpremie geen franchise. Tot 1995 werd de pensioenpremie geheven over het gehele inkomen. De werkgever betaalde voor alleenstaanden en gehuwden met hetzelfde inkomen dus dezelfde premie. Voor het deel van de pensioenpremie dat de werkgever op de werknemer verhaalde, werd wel rekening gehouden met een franchise. Vanwege de privatisering van het ABP werd op 1 januari 1995 een nieuwe wet van kracht. Sindsdien past het ABP een uniforme franchise toe. De woonsituatie (alleenstaand of gehuwd) speelt daardoor geen rol meer bij de pensioenopbouw. Voor zover bekend was dat bij alle andere pensioenfondsen al veel langer het geval, zodat deze problematiek hoogstwaarschijnlijk alleen bij het ABP speelt.
Vreemde gevolgen
Nu, 23 jaar later, ervaren sommige gepensioneerden de vreemde gevolgen van het feit dat het ABP twee verschillende franchisen hanteert. Het ABP beoordeelt iemands woonsituatie (alleenstaand of samenwonend) namelijk naar de situatie van vandaag. Het ABP moet wel, want over de pensioenopbouw in de jaren 1986 tot en met 1994 schrijft de Algemene Ouderdomswet dat voor.
Hogere franchise
Met andere woorden: wie volgens de Sociale Verzekeringsbank vandaag gehuwd of samenwonend is, krijgt een hogere franchise over de dienstjaren vóór 1995 en dus een lager ABP-pensioen dan een gepensioneerde die vandaag alleenstaand is. Gaat die alleenstaande de volgende dag samenwonen, dan wordt zijn ABP-pensioen herberekend over de jaren vóór 1995 en krijgt hij over die jaren minder pensioen. Voor een ABP-pensioen dat vóór 1986 is opgebouwd, geldt een andere systematiek, maar ook in die jaren waren er verschillende bedragen voor alleenstaanden en gehuwden. De gevolgen voor het ouderdomspensioen zijn vergelijkbaar.
Lager nabestaandenpensioen
Ook voor het nabestaandenpensioen dat vóór 1995 bij het ABP is opgebouwd, zijn er gevolgen. Een nabestaande die nu AOW ontvangt en gaat samenwonen met een nieuwe partner, krijgt van het ABP een lager nabestaandenpensioen. Is de nabestaande nu jonger dan de AOW-leeftijd en is er recht op Anw, dan wordt het ABP-nabestaandenpensioen hoger. Daar staat tegenover dat de Anw stopt bij samenwonen. Heeft de nabestaande geen recht op Anw, dan blijft het ABPnabestaandenpensioen hetzelfde.
Rekenvoorbeeld
Een globaal rekenvoorbeeld in euro’s maakt duidelijk hoe groot de gevolgen kunnen zijn als de woonsituatie verandert. Neem een alleenstaande die €1350 AOW en €1350 ABP-pensioen ontvangt. Gaat hij samenwonen, dan gaan AOW én ABP-pensioen naar €1000, een achteruitgang van €700 per maand. Als in dit rekenvoorbeeld twee ABP-gepensioneerden gaan samenwonen, is hun gezamenlijke inkomensachteruitgang €1400 per maand. ABP verzacht dat leed met een aanvulling van zo’n €100 per samenvallend pensioenjaar per persoon voor de jaren tussen 1986 en 1995 en zo’n €140 voor de jaren vóór 1986. Wat het resultaat is onder de streep zal per geval verschillen.
De pensioenherberekening werkt ook de andere kant op. Verliest een gepensioneerde met €1000 ABP-pensioen zijn partner, dan verhoogt het ABP zijn pensioen met €350.
Na een scheiding
Hetzelfde geldt bij een scheiding, maar dan is het iets ingewikkelder. Van een pensioen van €1000 krijgt de ex-partner de helft: €500. De ABP-deelnemer krijg de andere helft en die bedraagt – na herberekening omdat hij alleenstaand is geworden – €675. Een gepensioneerde met een ABP-pensioen met diensttijd vóór 1995 die wil gaan samenwonen, kan bij het ABP een persoonlijke berekening vragen over de gevolgen.
Alle artikelen in deze reeks:
- AOW en... een nieuwe partner >>
- AOW en... wonen in het buitenland >>
- AOW en... een kind dat komt inwonen >>
- AOW en... overlijden >>
- AOW en... ABP pensioen >>
Dit artikel is eerder verschenen in Plus Magazine. Nog geen abonnee van Plus Magazine? Abonnee worden doet u in een handomdraai!