'Straks krijgt ieder een eigen potje met pensioengeld dat door het pensioenfonds voor ons wordt belegd. Gaat het goed krijgen we meer, gaat het slecht krijgen we minder. Het risico is nu bij de gepensioneerde gelegd en niet bij het pensioenfonds. Hoe zit dat met mijn pensioen? Als het heel slecht gaat en de beurs klapt in, verdampt dan al mijn pensioengeld? Heb ik daarna dan alleen nog mijn AOW?
Een heldere vraag en hét grote struikelblok waardoor er al jaren veel gepraat wordt over de pensioenen. Aan de hand van wat we nu weten over de plannen is deze vraag grotendeels te beantwoorden, maar nog niet helemaal.
Ja: we krijgen een eigen pensioenpotje. En ja: dat geld wordt belegd. Deels in bedrijven, deels in obligaties en nog meer beleggingsproducten. Dat brengt risico met zich mee en in theorie zou het zo kunnen zijn dat de waarde van al die beleggingen verdampt. Dat kan, maar is niet waarschijnlijk, doordat er veel belegd wordt in verschillende sectoren worden risico's gespreid. Bovendien zijn er plannen voor een 'solidariteitsfonds'. Daarin wordt 10 procent van het vermogen gestopt om de grootste klappen op de beurs op te vangen.
En fondsen krijgen de mogelijkheid om de pijn van tegenvallers anders te verdelen over de deelnemers in het pensioenfonds. Dat kan betekenen dat ouderen daar minder 'last' van krijgen dan de jongeren. Maar hoe de fondsen daar straks precies invulling gaan geven is nog niet bekend. Zoals het er nu voorstaat krijgen fondsen zelf daarin veel te vertellen en zullen de regelingen dus verschillen per pensioenfonds.
De bedoeling van het nieuwe stelsel is niet dat sommige potjes straks helemaal verdampen en daarvoor zijn er dus een aantal veiligheidskleppen bedacht. De concrete uitwerking daarvan laat nog op zich wachten. Wat de uitkomst daarvan ook is: in het nieuwe stelsel zit wel ingebakken dat iedereen eerder voelt hoe het gaat met de economie. Dat kan meezitten en tegenzitten.
Er wordt al belegd
Door de wirwar van nieuwe regeltjes, losse eindjes en het bijna eindeloze politieke getouwtrek zouden we bijna vergeten dat fondsen nu ook al beleggen en zo al jarenlang risico's nemen.
Nu bestaat het aanvullende pensioen namelijk uit een 'belofte'. We betalen premie via ons salaris, de werkgever betaalt mee en dat geld gaat op de grote hoop bij de pensioenfondsen. Deelnemers krijgen in ruil een toezegging, maar ook die is afhankelijk van het wel en wee van 'de grote hoop'.
Die toezegging was lang gebaseerd op het principe dat je samen met je AOW na je pensioen 70 procent van je gemiddelde salaris zou krijgen. Waardevast: dus het pensioen zou meestijgen met de inflatie, zodat ouderen hun koopkracht zouden behouden. Om dat waar te kunnen maken, hebben pensioenfondsen veel belegd, met over het algemeen en over de lange termijn gezien, prima resultaten.
Inmiddels ligt er, mede dankzij beleggingen, 1500 miljard euro op die grote hoop. Maar daar staan grote verplichtingen tegenover. Juist met die verplichtingen zit het al jaren tegen. Er zijn steeds meer gepensioneerden, die langer leven en de rente is laag. Dat heeft gevolgen voor de dekkingsgraad: de verhouding tussen het vermogen en de verwachte verplichtingen. Die verplichtingen zijn enorm, omdat fondsen ook voor jongeren die nu voor het eerst pensioenpremie betalen, een stukje vermogen moeten reserveren dat over meer dan 40 jaar uitgekeerd wordt. En voor alle andere deelnemers. Het vermogen groeit minder hard dan die veronderstelde verplichtingen en dat maakt de dekkingsgraad al jaren zo laag dat aanvullende pensioenen niet meestijgen met beurs. Dat raakt de koopkracht van miljoenen ouderen.
Volgens sommigen komt dat door te strenge rekenregels en zouden pensioenfondsen ruimhartiger kunnen zijn. Anderen waarschuwen dat dat niet kan, om er zeker van te zijn dat iedereen die nu al meebetaalt aan zijn of haar pensioen er ook zeker van moet zijn dat er over 40 jaar nog geld in de pot zit.
Daarom wordt er niet gerommeld aan de rekenregels. Tegelijkertijd wordt het korten op pensioen dat volgens die regels al lang had moeten gebeuren, steeds opgeschoven. Na de laatste tegenvallers op de beurs door de coronacrisis zou er helemaal gekort moeten worden. Volgens minister Koolmees in sommige gevallen zelfs met 18 procent.
Mede door de invoering van dit nieuwe stelsel zijn die kortingen voor 2021 in elk geval van de baan. Wat er daarna gebeurt, blijft onzeker.