Niet het salaris, maar het rendement op de beurs gaat de hoogte van het pensioen bepalen. Dat is de kern van het nieuwe pensioenstelsel waarover vakbonden, werkgevers, pensioenfondsen en de overheid het vrijwel eens zijn.
Dat schrijft de Volkskrant.
De plannen zijn de uitwerking van het eerder gemaakte pensioenakkoord van 2019 . Als dat nu lukt is dat een grote doorbraak na zo'n 10 jaar onderhandelen.
In het huidige stelsel is het aanvullende pensioen dat je opbouwt via werkgever gebaseerd op een percentage van het salaris. Samen met het basispensioen: AOW, zorgde dit aanvullende pensioen lang geleden nog voor 70 procent van het laatst verdiende loon, later werd dat al minder: 70 procent van het gemiddelde loon.
Om te berekenen of pensioenfondsen aan die verplichtingen kunnen voldoen maken ze gebruik van de 'rekenrente'. Die is al jaren extreem laag. Terwijl het de fondsen jarenlang meezat op de beurs, moesten ze zich arm rekenen. In enkele gevallen zijn pensioenen daardoor gekort. Daarnaast stijgen bijna alle pensioen al jaren niet meer mee met de inflatie. Daardoor hebben sommige gepensioneerden bijna een kwart van hun aanvullende pensioen zien verdampen. Dit verlies raakt niet alleen gepensioneerden: ook werknemers bouwen hierdoor -in stilte- minder pensioen op.
Dit nieuwe stelsel moet aan dat 'pensioenschrapen' een eind aan maken; daarvoor in de plaats komt het risico en het mogelijke rendement van het opgebouwde pensioenvermogen directer bij de de werknemer zelf te liggen in een premiecontract. De betaalde premie plus de beleggingsopbrengsten bepalen dan het pensioen. Er is geen sprake meer van een ‘pensioenaanspraak’ maar van een ‘verwacht pensioen’. De vakbonden noemden dit tot voor kort nog een 'casinopensioen' en waren er sterk op tegen. Maar er worden naar verluidt enkele buffers ingebouwd.
In het nieuwe stelsel wordt de rekensom voor pensioenfondsen eenvoudiger en zijn ze dus niet meer gebonden aan de rekenrente. In plaats daarvan bepalen ingelegde premie plus rendementen bij pensionering en de levensverwachting het pensioen. Die levensverwachting van 65-plussers is nu gesteld op 20 jaar. Daarbij komt een opslag op basis van het ‘projectierendement’, het verwachte rendement in de komende jaren. Dat projectierendement is een voorspelling op basis van beleggingsopbrengsten in het verleden.
Als de beleggingen meevallen, wordt het pensioen gedurende een paar jaar stapsgewijs verhoogd en als het tegenzit gebeurt het omgekeerde. Wie na pensionering korter leeft dan de verwachte 20 jaar en voor zijn of haar 85-ste overlijdt, verliest het ingelegde geld aan het pensioenfonds. Het fonds gebruikt dat geld voor degenen die langer leven dan de verwachte 20 jaar.
Om risico nog meer te spreiden kunnen pensioenfondsen ervoor kiezen per leeftijdscategorie anders te beleggen. Volgens de Volkskrant zijn pensioenfondsen nu druk aan het rekenen hoe dit plan uitpakt.
Daarna moet de achterban van de werkgeversverenigingen en de vakbonden zich er nog over buigen. FNV zou dat in een ledenvergadering op 12 juni doen.
De verwachting is dat invoering van het nieuwe ‘pensioencontract’ zeven jaar zal duren. Wat dit dus precies gaat betekenen voor bestaande pensioenen is nog niet duidelijk maar een FNV-onderhandelaar verwacht dat iedereen er op vooruit zal gaan.