Het huis is stil zonder haar. Soms heb ik de bizarre aanvechting haar te zoeken. Zou ze boven zijn, net als vroeger, bij haar lapjeskast? Of op het dakterras, bezig met haar plantjes? Dan trek ik mezelf uit de illusie. Mijn moeder woont nu in een verpleeghuis. De afgelopen jaren keek ik daar soms naar uit. Nu het zover is, is er niets dan gemis.
Om privacyredenen zijn de namen van alle betrokkenen gefingeerd.
Ik groeide op als jongste in een gezin met drie kinderen. Mijn broers waren het huis allang uit toen mijn vader plotseling overleed. Ik zou net gaan studeren en op kamers gaan, maar ik besloot voorlopig thuis te blijven. Met mijn vader kon ik niet zo goed overweg, met mijn moeder had ik juist een hechte band. De universiteit was goed bereisbaar en met dit onverwachte verdriet kon ik haar toch niet in de steek laten?
Toen ik werk vond, mijn eigen geld verdiende, zeiden mijn broers vaak: ‘Wanneer ga je nou eens zelfstandig wonen?’ Ik voelde de aandrang niet. Ooit, als ik de juiste partner vond, natuurlijk: dan zou ik een eigen leven beginnen. Maar wat nu prima was, hoefde toch niet geforceerd veranderd te worden?
De tijd verstreek, de juiste partner kwam niet. Ik heb weinig talent voor de liefde. Als ik verliefd werd, was het zelden wederzijds. Als het dat wel was, liep het spaak. Ik ben graag op mezelf, steek veel tijd in mijn hobby’s, zoals gamen op hoog niveau en vogels spotten. Dat bleek geen goede match met de romantische liefde. En van lieverlee werd het vanzelfsprekend. Mijn moeder en ik in dat grote huis: zo was het goed. Er was precies de juiste betrokkenheid. We hadden weinig woorden nodig om elkaar te begrijpen. We gingen onze eigen gang, maar vonden het ook prettig om samen tijd door te brengen. Samen eten, lezen op de bank.
De afgelopen jaren werd mijn moeder hulpbehoevend. Ik nam steeds meer taken op me, onze band veranderde in die van verzorger en patiënt. Maar dat gaf niet, ik deed het met liefde. Tot de situatie vanwege mijn werk zelfs met thuiszorg niet langer houdbaar was. In het verpleeghuis leeft ze helemaal op. Thuis was haar wereld klein geworden, nu heeft ze weer aanspraak. Als ik haar bezoek, zie ik haar ogen stralen. Daar ben ik blij om, maar ik heb ook een zwaar gemoed. Ik had niet zien aankomen dat onze band per direct compleet op de schop zou gaan. Ze was mijn thuis en ik het hare. Nu ben ik een bezoeker die tweemaal per week langskomt. Dan moet er gepraat worden, in plaats van simpelweg in elkaars nabijheid zijn.
‘Eindelijk heb je je vrijheid’, zeggen mijn broers en mijn collega’s op mijn werk, die mijn woonsituatie altijd al eigenaardig vonden. Dan kost het me moeite me goed te houden. Want al is het waar, ik weet op dit moment nog niet wat ik met die vrijheid aan moet. Ik treur om een manier van leven die me dierbaar was en nu voorgoed voorbij is.”
Loopt u rond met iets wat grote indruk op u heeft gemaakt? Deel het met andere Pluslezers; dat mag ook anoniem. Schrijf naar of naar Redactie Plus Magazine, Postbus 22693, 1100 DD Amsterdam o.v.v. ‘Mijn verhaal’.
Reactie toevoegen