Interview Meester Frank Visser: 'Onze liefde leeft voort in alles wat wij deelden'

Meester Frank Visser
Paul Tolenaar

Mr. Frank Visser (73) verloor afgelopen voorjaar zijn vrouw Margot. Ze deelden 47 jaar lief en leed. Over die ene grote liefde, zijn opzienbarende leven en grote veerkracht laat hij zijn gedachten en gevoelens gaan. “Zoek iemand die jouw spiegelbeeld mooier maakt.”

Meester Frank Visser (Maartensdijk, 1951) werd bekend als De Rijdende Rechter en vervult de laatste jaren de hoofdrol in het SBS-programma Mr. Frank Visser doet uitspraak. Zijn ­loopbaan is rijk gevuld met prachtig werk als griffier, politierechercheur, reclasseringsambtenaar bij het Leger des Heils, officier van justitie en kantonrechter. Ook is hij buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand. Hij publiceerde in 2023 zijn bestseller Met vallen en opstaan, waarin hij zijn bijzondere levensloop blootgeeft. Mr. Frank Visser was ruim 46 jaar getrouwd met Margot, met wie hij twee dochters kreeg. ­Afgelopen voorjaar overleed Margot aan de ­gevolgen van de ziekte van Alzheimer.

‘Vroeger gingen mijn vader en moeder één keer per jaar samen naar Parijs. Mijn moeder lakte haar nagels rood en trok een mooie jurk aan. Ze was beeldschoon, vader verafgoodde haar. Wij, de zeven kinderen, vonden het heel verschrikkelijk als ze gingen, maar mijn ouders hadden natuurlijk groot gelijk. ­Tegenwoordig heet dat: werken aan je relatie. Mijn jeugd kun je in tweeën knippen. Toen ik 6 was overleed mijn vader, het was 1957. Voor die tijd waren we welgesteld, iedere zomer vierden we vakantie in Noordwijk aan Zee. Mijn vriendjes verbaasden zich als ze bij ons kwamen eten. Bij ons ging alles in gangen. Eerst de soep, dan apart het vlees en dan pas het andere eten. Zilveren bestek, ook dat nog. 

Frank Visser
Paul Tolenaar

Maar toen vader overleed zag ik mijn moeder, die als een leeuwin over haar ­welpen waakte, met een heel chagrijnig gezicht de ­dozen vol rekeningen doorpluizen. Ik maakte een ­totaal verkeerde opmerking: ‘U heeft nooit echt van ­vader gehouden hè?’ Kreeg ik bijna een pets. We zaten financieel in de problemen, zoveel was duidelijk. We verhuisden naar Den Haag, waar moeder later met mijn stiefvader – een Hongaarse vluchteling die ongeveer twintig jaar jonger was – een café begon. De brouwerij waar ze het bier inkocht lichtte haar twee keer op. Eerst door haar een vechtcafé te verhuren en vervolgens door de betalingsgarantie niet na te komen toen zij de zaak verkocht aan nieuwe eigenaren die niet betaalden. Ze was alles kwijt. De tijd van vakanties was voorbij. De melkboer vroeg aan ons, de kinderen, wanneer de rekeningen eens betaald zouden worden. Als jochie haalde ik het kleine geluk van het leven uit de padvinderij en de ­dagen naar het strand, maar zorgeloos was het niet meer. In die tijd bedacht ik me: dit moet beter. Die brouwerij had de boel belazerd, mijn gevoel voor rechtvaardigheid speelde op, daar zou ik later iets mee gaan doen.

Ik was laat in mijn ontwikkeling. Tot ver na mijn 20ste had ik nooit een meisje. Nou ja, ik scharrelde weleens wat, maar het mocht geen naam hebben. Ik was 25 en studeerde inmiddels in Amsterdam, waar ik op een flat woonde, toen ik op een avond het café uitliep. Twee dames liepen net naar binnen en ik keerde om. Zij brachten me uiteindelijk naar huis. Een van hen had een Mini die perfect geparkeerd kon worden tussen twee bomen aan de gracht. Die dame was Margot en zij woonde aan de Prinsengracht. Het toeval wilde dat ik daar aan de overkant een bijbaan had. Ik heb er menigmaal staan kijken of de Mini er stond, dan wist ik dat zij thuis was. Margot was totaal anders dan andere meisjes. Ze werkte bij de KLM als stewardess, maar in feite was ze verpleegkundige en had ze al aan stervensbegeleiding gedaan. Een jonge vrouw met bagage en een verhaal. Zij had jong haar moeder verloren, ik jong mijn vader. Margot was voor mij de eerste vrouw en zou de laatste blijken. In 1976 hebben we elkaar ­ontmoet, in 1977 zijn we versneld getrouwd. Daardoor ­konden we sneller een huis kopen in onze nieuwe stad, Maastricht. Amsterdam vond ik vies met al die hondenpoep en heroïne. Zuid-Limburg was: frisse lucht, cultuur, culinair, we konden onze appelgroene Renault 4 overal op ’t Vrijthof parkeren en vierden het bourgondische leven. Dat decor paste een eerste grote liefde beter.

Margot was voor mij de eerste vrouw en zou de laatste blijken

Nu ik nadenk over de kern van ruim 46 jaar huwelijk, doemt onmiddellijk het woord ‘teamwork’ op. We waren onafscheidelijk in het ritme van ons leven. Margot werkte hele dagen in de verpleging en ik werkte inmiddels bij de politie, maar op vrijdag was het schoonmaakdag en dan poetsten we zij aan zij ons huis van ­boven tot onder. Onze zielsverwantschap was groot en bloeide in Maastricht als vanzelf op. In 1980 kregen we ons eerste kindje, het was op Rosenmontag (carnavalsmaandag, red.). Ik gaf onze dochter in alle vroegte aan op het gemeentehuis. Ik zie mezelf nog lopen in een volstrekt stille stad, waar de vlaggen van het carnaval hingen en de glazen nog rolden over de straten. De ­bevalling in het ziekenhuis: een scène uit een film van Fellini. Op de eerste hulp zaten louter potsierlijk verklede mensen onder het bloed. Wij raakten verdwaald en kwamen uit in het mortuarium. Mijn vrouw riep nog: ‘Frank, dit is zeker niet de kraamafdeling!’

Vliegtuig
Archief

De foto die de huiskamer van Frank siert: het complete gezin Visser, met Frank in het midden. “De jongens werden gekoesterd, mijn zussen vertroeteld.”

Ik ben langer mét mijn vrouw geweest dan zonder. Je leert elkaar kennen via de hersenen, maar uiteindelijk zie je enkel nog de mens. Samen groeien betekende voor mij ook vooral het afleren van dingen. Mijn vrouw was soms mijn betere ik. In de jaren 70 gingen we naar Spanje en dan riep ik al snel: dat is het land van dieven en moordenaars! Mijn vrouw liet me het binnenland zien, het Alhambra, maakte me vertrouwd met de ­levensstijl en de mensen. Wat ons bond was een ­onvoorwaardelijke loyaliteit en de hang naar het nieuwe, het avontuur. Ook toen we nog geen cent te makken hadden, trokken we eropuit. We kregen nog een tweede dochter en maakten vele verre reizen. Het leven werd alleen maar mooier.

Straks is een tijd zonder haar. Er waren al wel aanwijzingen. Maar je denkt nog een hele tijd: is Margot nou vergeetachtig? Sleutels kwijt, ja, dat kan. Een naam vergeten, is dat erg? Alzheimer staat niet in één klap voor de deur, het is een heel traag proces dat langzaam over je heen rolt. Toen Margot zich niet helemaal lekker begon te voelen en blackouts kreeg, zeiden de kinderen: ‘Nu moeten jullie er echt iets aan gaan doen.’ Het is helaas heel vaak zo dat als je naar het ­ziekenhuis gaat, het al mis is. De neuroloog zei dat het onweerlegbaar was. De rode draad in mijn leven. Mijn moeder: overleden aan Alzheimer. Mijn stiefvader: ­dementie. Een hersenziekte overkomt één op de vijf mensen, de kans erop is groot.

Rationeel zeg ik: de laatste jaren van Margot zijn een kleine episode van een vol leven. Maar natuurlijk pakt het je bij de lurven. Toen we de diagnose hoorden zei ik: ‘Maak je geen zorgen, ik neem jouw geheugen er wel bij.’ Maar ik zei ook: ‘Was ík maar getroffen door die ziekte.’ Omdat ik voorvoelde dat ik er gemakkelijker mee om had kunnen gaan. Aanvankelijk mochten Kees, onze hond, en ik bij Margot in het verzorgingstehuis blijven slapen. Toen dat stopte, vond ze dat ingewikkeld en verschrikkelijk.

Frank Visser
Archief

Een jonge Frank toen alles nog onbezorgd was, thuis spelend met een mini-tractor, midden jaren 50. “Ik had een vrolijke kindertijd.”

Zo lang je partner je herkent en het leuk vindt dat je komt ga je. Vijf jaar heeft het geduurd, vijf jaar woonde ik alleen met een hond om voor te zorgen, ik had mijn werk, maar elke dag ging ik naar Margot. Ik probeerde een evenwicht te vinden, gemakkelijk ging dat niet. De acceptatie wilde maar niet komen, de onrust bleef. Ieder telefoontje liet me schrikken. Als het maar geen slecht bericht was. Uiteindelijk ging het ook met mij niet meer goed en moesten pilletjes me rustig houden. Mijn dochters stonden altijd klaar, goede vrienden ­waren er, ik vond werken heel lekker, maar ik merkte dat ik minder ging beeldhouwen, de tuin meer de tuin liet en dat ik ’s avonds uit vermoeidheid maar voor de tv ging hangen. Ondertussen ging het afgelopen voorjaar zo slecht met Margot dat het voor iedereen als een ­opluchting voelde dat ze overleed. Het lijden was over.

Wat me helpt is te beseffen dat mijn leven niet alleen uit de laatste scènes bestaat. Een mensenleven vormt zich door talloze ervaringen. Ik heb slechts een jaar bij de politie gewerkt, maar voor mij was de impact groot. Toen heb ik geleerd hoe belangrijk het is je maten te steunen en wat het betekent om voor een ander op te komen. Als officier van justitie leerde ik wat het is als je zaken moet behandelen die je niet mag verliezen. Als kantonrechter was ik op mijn gelukkigst omdat ik toen het verschil kon maken, enorm bevredigend. Als ik een beslissing nam stond die meteen vast, dus ik moest ­ongelooflijk goed zijn in mijn werk. Heerlijk!

Ik wil nu niet stoppen met het verzamelen van nieuwe scènes. Ik werk door. Zoals Hendrik Groen zegt: vrolijk naar de eindstreep. Vlak na het overlijden van Margot was ik kapot van verdriet, maar al heel snel voelde ik: het gaat weer de goede kant op. Ik heb plannen, stort me weer volop op mijn tv-werk en vind dat fijn.

Margot heeft eindelijk rust en van mijn schouders is een zware last gevallen. Opluchting. Me niet de hele tijd zorgen hoeven maken. Ik voel zoveel liefde voor mijn vrouw, had zoveel compassie en nu denk ik: ­gelukkig, zij is nu echt van iets verlost. Niks kan meer verkeerd gaan. Ik ben katholiek, een gelovig mens, en vertrouw erop dat ze nu in veilige handen is.

Margot is een vrouw van wie ik blij ben ik dat ik haar zo gekend heb. Een wonder is het, als je iemand ontmoet bij wie je zo goed blijkt te passen en met wie je zo’n vertrouwen deelt. Zoek geen spiegelbeeld van ­jezelf, maar iemand die je je veilig laat voelen en jouw spiegelbeeld mooier maakt. Margot maakte zich zorgen om mij, hoe het met mij verder moest. Zelf had ze ­vrede met haar einde. Ze is nog lang gelukkig geweest. Onze liefde leeft voort in alles wat wij deelden: onze dochters, de verhalen, herinneringen, onze vrienden.

Onlangs heb ik een aantal ingewikkelde oogoperaties ondergaan. Ik werd een beetje blind. Plots had ik weer vol zicht en dat heeft me enorm geholpen in mijn verwerking. Ik liep buiten en dacht: wát een prachtige kleuren allemaal. Opeens zag ik de volle schoonheid. Een geluksmoment. Ineens heb je toekomst, zit je ­zonder stress in de auto, durf je weer de fiets op.

Ik heb niet lang geleden ook nog een religieuze ervaring gehad. Ik ging op bezoek bij iemand die een bisschop over de vloer had. En ineens zei die bisschop iets tegen mij, ik weet niet eens meer wat, waardoor ik het oog van God op me voelde rusten. Ik raakte zeer ­geëmotioneerd en was me een minuut lang niet eens bewust van de twee mannen om mij heen. Ik schrok ervan, maar de bisschop niet. Ik voelde me alsof ik ­bevrijd was, mij kon niks meer gebeuren. Later sprak ik met een jezuïet en die zei: ‘God houdt van iedereen, maar aan zijn vrienden laat hij het merken.’ De consequentie van deze ervaring is dat ik nog net wat anders naar andere mensen kijk. Ik heb altijd al het goede met iedereen voorgehad, maar nu nog wat bewuster. Kijk naar anderen zonder vooroordelen, zie vooral je eigen rol, zie de mens achter de ander en wees aardig.”

Op Plusonline.nl bieden we iedereen de kans gratis kennis te maken met Plus Magazine. Hét maandblad bomvol informatie en inspiratie. Maar deze artikelen, dossiers en columns maken kost veel tijd en geld. Wilt u meer? Overweeg dan ook een abonnement op Plus Magazine.

Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine