Rivaliteit tussen grootouders: Die andere oma is leuker!

Oma en kleinkind
Getty Images

Rivaliteit tussen grootouders is een beladen onderwerp. Uit onderzoek blijkt dat één op de zes grootouders het gevoel heeft dat de andere opa en oma een beter contact hebben met de kleinkinderen...

Rivaliteit tussen grootouders, nooit eerder werden Nederlanders hiernaar gevraagd. Hoe groot is het taboe? Hoeveel pijn doet het? Hieronder de uitslagen.

'Die andere oma is leuker'

Een op de zes grootouders heeft het gevoel dat de andere grootouders een beter contact hebben met hun kleinkinderen.
Ontwikkelingspsychologe Nelleke ­Rögels sluit niet uit dat het percentage grootouders dat wedijvert om de aandacht en liefde van hun kleinkinderen zelfs nóg groter is. “Verwachtingen en werkelijkheid over het grootouderschap lopen bij een kwart van de grootouders behoorlijk uiteen. Een belangrijke reden daarvan, is teleurstelling over de hoeveelheid tijd die ze met hun kleinkinderen kunnen doorbrengen.”

Grootouders zullen dat niet snel openlijk toegeven, zegt Rögels. “Als grootouder ben je kwetsbaar. Je bent afhankelijk van de tussengeneratie. De ouders bepalen voor een groot deel hoeveel contact er is tussen kleinkind en grootouder. Stel dat je als groot­ouder iets vervelends zegt over de andere grootouders, dan kan je schoonzoon of schoondochter dat als kritiek opvatten. En daarmee breng je indirect het contact met je kleinkind in gevaar.”

60% van de grootouders die rivaliteit ervaren, heeft daar daadwerkelijk last van.
Rögels: “Begrijpelijk. Voor veel mensen is het grootouderschap heel belangrijk. Het betekent vaak nog meer dan ze vooraf dachten. De kinderen staan op eigen benen, het belang van werk wordt meestal kleiner. Kleinkinderen geven je het gevoel dat je een zinvol bestaan leidt. Ze hechten zich aan je, je kan ze veel geven. En je krijgt er heel veel voor terug. Als je het gevoel hebt dat je veel meer zou kunnen betekenen dan er uit komt, kan dat een aanslag zijn op je gevoel van eigenwaarde.”

Familietherapeut Else-Marie van den Eerenbeemt ziet in haar praktijk grootouders die in een concurrentiepositie verkeren met de andere grootouders: “Dat kan pijn doen. Grootouderschap kun je zien als een herkansing in het ­leven. In het contact met je kleinkinderen heb je de mogelijkheid tekortkomingen en fouten te herstellen die je misschien bij de opvoeding van je kinderen hebt gemaakt. Het is verdrietig als je je daarin belemmerd voelt.”

Oma’s (73%) hebben er meer last van dan opa’s (48%) dat de andere grootouders een beter contact hebben met de kleinkinderen.
Rögels: “Zowel oma’s als opa’s ontlenen veel voldoening aan het grootouderschap, maar oma’s zijn gemiddeld toch wat meer betrokken dan opa’s. Vrouwen investeren over het algemeen meer in familierelaties. Dat geldt ook voor oma’s. Daarom hebben zij er ook meer last van als het niet goed gaat.”

Hoe komt het?

Zij wonen dichterbij de kleinkinderen, zegt 51%. En 41% denkt dat het komt doordat de andere grootouders vooral méér contact met de óuders hebben. Andere verklaringen: ze zijn rijker en ze hebben meer tijd.
Van den Eerenbeemt: “Afstand is een belangrijke factor: wonen opa en oma dichterbij, dan hebben ze vaak beter en meer contact met de kleinkinderen. Maar daar zit een diepere laag onder: dochters blijven vaak dichter bij hun ouders wonen dan zonen. Je ziet een opvallend verschil tussen grootouders van moederskant en van vaderskant. De ouders van de vrouw wonen dichterbij en zijn ook vanaf het begin meer betrokken. De vrouw vertelt háár ouders als eerste dat ze zwanger is. Ze kopen samen de wieg, het hele proces maken ze samen mee. Als het kind er is, trekt de vrouw eerder naar haar ouders. Uit mijn eigen onderzoek blijkt dat het contact tussen kleinkinderen en de ouders van hun vader afstandelijker of minder frequent is.

Een kleinkind is voor de ouders van de zoon ook belangrijk, maar zij moeten afwachten of ze betrokken worden. Je ziet het ook bij echtscheiding. Dan verdwijnen de ouders van de man vaak naar de achtergrond. Dat is verontrustend. ‘Als ik al mijn grootouders bij ­elkaar zie, dan voel ik me weer compleet’, zei een zoontje van gescheiden ouders. Een kind is gebaat bij een goede relatie met álle grootouders. Een kind wil bij beide families horen.”

Wat te doen?

‘Ik ga de strijd niet aan, maar zoek mijn eigen waarde voor de kleinkinderen’, antwoorden de meeste grootouders (47%). 22% houdt helemaal zijn mond.
Rögels: “Verstandig dat grootouders de strijd niet aangaan. Je verliest het altijd als je op je strepen gaat staan. Probeer het gevoel dat je als oma of opa niet meetelt naar de achtergrond te duwen. En bouw als het enigszins kan toch een band op met je kleinkind.”

Van den Eerenbeemt: “Grootouders beseffen vaak niet hoe belangrijk ze zijn voor hun kleinkinderen. Ze kunnen een voorbeeld zijn of hun kleinkind een vertrouwde plek geven, waar het altijd welkom is. Daarom is het heel jammer als ze zich terugtrekken en denken: we gaan maar niet naar die verjaardag, want wij tellen toch niet mee. Bedenk iets wat je kleinkind met jou kan doen. Een cliënt van mij heeft een volkstuin. De andere grootouders hebben een landhuis in Zwitserland. Weet je wat zijn kleinzoon zei? ‘Tomatenplantjes planten met opa vind ik het allerleukste.’ Als grootouder wezen­lijk aandacht hebben voor je kleinkind, daar gaat het om. Laat je niet lam slaan door gedachten als: die andere grootouders zijn leuker of belangrijker dan ik. Laat je gezicht zien, pak de telefoon, stuur een kaartje. Blijf investeren, dan zul je zien dat je kleinkind ook naar jou toetrekt.” En als je ver weg woont? “Ook al zit je aan de andere kant van de wereld, je blijft oma. Zeg: dit is oma uit Zierikzee. Je ziet me misschien minder, maar ik denk wel aan je.”

Bespreek het

Slechts 8 procent van de grootouders bespreekt hun probleem met hun zoon of dochter.
Van den Eerenbeemt: “Het is goed als grootouders dat vaker doen. Voor de tussengeneratie is het belangrijk dat hun ouders genieten van de kleinkinderen. Daardoor genieten ze ook iets meer van jou.” Soms zijn oma’s zo vol van hun kleinkind, dat ze het wel elke dag willen zien. “Die wens is begrijpelijk”, zegt Van den Eerenbeemt. “Maar je moet je behoefte wel begrenzen. Je kleinkind is ook het kind van je dochter en je schoonzoon. Je kan het je niet toeëigenen. Daarom moet je je ook zo min mogelijk bemoeien met de opvoeding.” Grootouders zouden ook zelf contact kunnen opnemen met de andere grootouders. Van den Eerenbeemt: “Dat stimuleer ik als het maar enigszins kan. Feliciteer de andere oma eens als je kleinkind examen heeft gedaan. Bel haar op, leg contact. Je hebt sámen een kleinkind. Als je de vreugde of de zorgen kan delen, is dat goed voor iedereen.”

Meer lezen?

Boeken met hoofdstukken over de relatie tussen grootouders, ouders en kleinkinderen:

  • Nelleke Rögels: ‘Levenslooppsychologie’ (uitg. Nelissen, €29,90).
  • Else-Marie van den Eerenbeemt: ‘Alle Dochters’ (uitg. De Toorts, €13,30) en
  • ‘De liefdesladder’, over familie en nieuwe liefdes (uitg. Archipel, €12,50).
Auteur 
Bron 
  • Plus Magazine