Romke van de Kaa adviseert minimaal één boom in de tuin. Niet zo’n woudreus als eik of beuk, maar een maatje kleiner.
Het onderscheid tussen bomen en struiken is vaag. Struiken vertakken zich vanaf de grond en bomen hebben een stam. Volgens die indeling zou een sering een struik zijn, maar hoe classificeer je een sering op stam? En wat als een grote struik hoger wordt dan een kleine boom? Wordt die struik dan ook een boom?
Maar los van deze bespiegelingen – een feit is dat bomen beter in de markt liggen dan struiken. Struiken worden vaak oubollig gevonden en geassocieerd met pastorietuinen of met de verwaarloosde tuinen van stoffige kantoren. Een boom heeft meer status en staat minder in de weg, want een struik blokkeert het uitzicht en onder een boom kun je doorkijken. Mits je de onderste takken eraf snoeit.
Uit onderzoeken blijkt dat de biodiversiteit in een tuin met een boom bijna 50 procent groter is dan die in een tuin zonder boom. Bij biodiversiteit moet u dan niet direct denken aan boommarters, eekhoorns en ransuilen, maar meer aan bladrollers, spanrupsen, galwespjes en ander klein spul. Maar meer insecten betekent meer vogels, en daarom alleen al zou iedereen ten minste één boom in zijn tuin moeten planten.
Eerste, tweede en derde grootte
Nu is er in de meeste tuinen geen ruimte voor woudreuzen als eiken en beuken, maar een boompje van de derde grootte zou in de meeste tuinen toch wel te plaatsen zijn. Boomkwekers hebben voor het gemak van de afnemer bomen ingedeeld in bomen van de eerste, de tweede en de derde grootte. Bomen van de derde grootte worden niet hoger dan zeven meter, en het zijn deze bomen die voor de doorsneetuin in aanmerking komen.
Verreweg de populairste kleine boom is de bol-acacia, dit tot grote vreugde van de katten die aan de stam van dit boompje bij voorkeur hun nagels scherpen. Vandaar de kokers van kippengaas die je soms onder aan de stam van een bolacacia ziet vastgemaakt. De bolacacia is eigenlijk helemaal geen acacia; officieel heet het boompje Robinia pseudoacacia ‘Umbraculifera’. Umbraculifera betekent ‘lijkend op een parasol’, en als je de bolacacia niet ieder jaar snoeit zoals gebruikelijk is, zul je zien dat een volwassen boompje inderdaad een parasolvorm heeft.
Persoonlijk zie ik liever een parasol dan een bol, maar dat is een kwestie van smaak. Toch blijf ik het vreemd vinden dat de dakplataan steevast wordt aangeplant waar behoefte bestaat aan een parasolvorm, terwijl een dakplataan met veel jaarlijks snoeiwerk in die vorm moet worden gedwongen en de bolacacia de parasolvorm van nature biedt.
Omdat de bolacacia zo vaak wordt aangeplant, heeft hij een wat volks imago gekregen. Meer status heeft de bolcatalpa, die je vooral in tuinen van de wat duurdere huizen ziet. Bolcatalpa’s hebben groot blad, wat mooi is zolang er niet door rupsen van gegeten wordt. Ze zijn niet probleemloos, want ze worden nogal eens door een schimmelziekte aangetast, waardoor een tak of soms de hele boom afsterft. Maar een gezonde bolcatalpa is een weelderige boom. Catalpa’s houden van voedzame grond. Kies op arme zandgrond toch maar liever voor de acacia.
Net een sterrenhemel
Voor wie natuurlijke vormen verkiest boven bollen en parasollen, is er keus in overvloed. Een mooie zilvergrijze zuilvorm heeft Pyrus salicifolia ‘Pendula’, een familielid van de peer – al zou je dat niet zeggen – waarvan de takken bevallig afhangen. Breed van vorm is de Japanse esdoorn, Acer japonicum, met handvormig, diep ingesneden blad, dat er alleen maar mooier – want nog dieper ingesneden – op wordt, mocht een rups er eens een hapje van nemen. Japanse esdoorns worden vaak om hun herfstkleur aangeplant, maar ze zijn het hele jaar mooi.
Esdoorns, catalpa’s en acacia’s plant je om hun blad, maar er zijn ook bomen die eruit springen vanwege hun bloemen. Een van de mooiste bloeiende bomen is de Japanse kornoelje, Cornus kousa. Als ik maar één boom in mijn tuin zou kunnen planten, dan zou ik deze kornoelje kiezen. De boom bloeit in mei met duizenden crèmewitte, stervormige bloemen die op de horizontaal groeiende takken gepresenteerd worden als op een dienblad. In de schemering doet een bloeiende Japanse kornoelje denken aan een sterrenhemel, en het is dan ook geen wonder dat selecties van deze boom luisteren naar namen als ‘Milky Way’, ‘Firmament’ en ‘Starry Skies’. De bloemen verkleuren in de loop van juni naar garnalenroze en in het najaar zijn ze uitgegroeid tot vruchten zo groot als een aardbei, zodat de boom dan een tweede moment van glorie kent. Die vruchten zijn eetbaar, maar ik vind ze geen lekkernij.
Een boom hoeft echter niet exclusief te zijn om mooi te zijn. Het gewone krentenboompje, Amelanchier lamarckii, bloeit overdadig tegelijk met het rood uitlopende blad, kleurt spectaculair in de herfst en levert een vracht aan vruchtjes die veel vogels naar uw tuin lokken.