‘De grootste kick krijg ik van het creëren’
Ze werken met hun handen én met hun hart. Kunnen zich geen mooier vak voorstellen. En willen dit nog heel lang blijven doen.
Ruud van der Gaast (58) uit Den Haag, goudsmid bij juwelier Steltman: “Op een foto zag ik laatst koningin Máxima die een gouden armband met vijf gekleurde stenen droeg. Ze kreeg hem van haar man voor haar 40ste verjaardag. Ik voelde me trots toen ik die armband zag, want twee collega’s en ik hebben hem gemaakt. Maar de grootste kick krijg ik van het creëren zelf: van niets iets maken. Ik begin doorgaans met een goudstaaf die ik platwals. Vervolgens ga ik zagen, solderen, vijlen, buigen en polijsten, net zolang tot het juweel in mijn ogen op zijn mooist is. Mijn werk is mijn passie.
Daarom blijf ik dit altijd doen, ook als ik 67 jaar ben en met pensioen kan. Mijn vader was ook goudsmid en als kind was ik vaak in zijn atelier te vinden. Met zijn wals probeerde ik stuivers zo plat mogelijk te maken om er daarna ringetjes van te buigen. Toen ik eenmaal zelf goudsmid was, leerde mijn vader me hoe je drie-steens-ringen maakt. Die zijn lastig. De afstand tussen de stenen, de hoogte van de poten: alles moet kloppen. Maar ik oefende en experimenteerde driftig tot ik ook die techniek tot in perfectie beheerste. Bij Steltman maak ik deze ringen nu van achttien karaats goud, gecombineerd met diamant, robijn of saffier. Dat ik met zulke dure stenen en materialen werk, geeft een extra dimensie aan mijn vak.”
Marino Wijlaars (50) uit Gerwen, hoefsmid: “Er is een manege, ver weg van mijn woonplaats, die per se met mij wil werken omdat hun paarden bij andere hoefsmeden minder rustig en op hun gemak zijn. Het is eervol als mensen zo tevreden zijn. Mijn kracht is dat ik paarden goed aanvoel. Voor jonge of angstige dieren is het spannend als ze hun been ophoog moeten houden en ik er een smeulend ijzer tegenaan timmer waar rook vanaf komt. Het liefst gaan ze ervandoor. Mijn aandacht richt ik dan volledig op het paard. Zachtjes zeg ik: ‘Braaf, rustig maar jongen, het is niet eng’, terwijl ik hem rustgevend op zijn rug klop. Hierdoor maken we contact. Ik win zijn vertrouwen en daardoor blijft hij rustig staan. Dat zo’n groot dier, vele malen sterker dan ik, mij vertrouwt en doet wat ik hem vraag: dat is het mooiste aan mijn vak.
Een voordeel van dit beroep is ook de vrijheid die het me geeft. Ik ben eigen baas. Met mijn auto en gereedschap rij ik naar boerderijen, fokkerijen en maneges. Het is altijd leuk om aan te komen en even koffie te drinken en bij te kletsen met de eigenaren. Wel is mijn werk zwaar: ik sta constant voorover gebukt met een paardenbeen tussen mijn dijen geklemd. Maar als mijn lichaam het toelaat, blijf ik dit altijd doen.”
Marco Terlouw (56) uit Leiden, meubelmaker en eigenaar van Atria Meubels: “Na de middelbare school ben ik opgeleid tot cultureel werker. Maar nog voordat ik daar een baan in had gevonden, besloot ik mijn hart te volgen. Ik ben alsnog naar de meubelvakschool gegaan en daarna voor mezelf begonnen als meubelmaker.
Als ik in mijn werkplaats een tafel of een kast aan het maken ben, ga ik daar helemaal in op. Het voelt alsof ik er afgesloten van de wereld zit. In een coconnetje. Mijn mobiel staat uit en uiterst geconcentreerd ben ik bezig. Er ligt stof en zaagsel en er hangt een geur van pas gezaagd massief hout. Simpelweg blij voel ik me dan. Ik vind het minstens zo leuk om oplossingen te bedenken. Veel van mijn klanten willen een meubel dat op maat is gemaakt. Bijvoorbeeld een wandkast in dezelfde art-decostijl als de ingebouwde kasten van hun jarendertig-huis. Dan speur ik uren op internet om precies passende verchroomde deurknopjes te vinden, en het juiste hout – dat ik in exact dezelfde kleur crèmewit verf. Ik ga tot het uiterste om het mijn klant naar de zin te maken. Ik heb geen kinderen, maar ik hoop dat mijn werkplaats na mijn pensionering blijft bestaan, want een ruimte voor mezelf waar ik mooie dingen kan maken, die kan ik niet missen.”
Vakmanschappen in Nederland
Ambachtslieden worden schaars in ons land. Er is al een tekort en dat blijft groeien. Tot 2025 moet Nederland op zoek naar een half miljoen nieuwe vaklui. Des te tragischer is het dat steeds meer vmbo’s hun vakopleidingen afstoten vanwege een gebrek aan belangstelling. In 2008 volgden 2100 leerlingen een opleiding in de bouwnijverheid (zoals metselaar of stukadoor), blijkt uit cijfers van het Economisch Instituut voor de Bouw. In 2014 waren dit er nog maar 640, een daling van 70 procent. Zes metaalbedrijven in Friesland leiden momenteel zélf mbo-leerlingen op tot technisch vakman. De leerlingen leren in de beroepspraktijk alles wat een constructiebankwerker moet kunnen. Mogelijk wordt dit experiment in de toekomst uitgebreid.
Dit artikel is eerder verschenen in Plus Magazine april 2018. Nog geen abonnee van Plus Magazine? Abonnee worden doet u in een handomdraai!