Bij staar wordt de lens van het oog troebel. Hierdoor kan het licht niet goed tot het netvlies doordringen.
Bij normaal gezichtsvermogen gaat het licht eerst door het hoornvlies (het glasheldere voorste deel van de oogbol), en dan door de pupil (een opening middenin de iris, het gekleurde deel van het oog, ook wel regenboogvlies genoemd). Daarna gaat het licht door de lens, waar het lichtbeeld wordt scherpgesteld om vervolgens te worden geprojecteerd op het netvlies, op de achterkant van de oogbol. Daar wordt het lichtbeeld omgevormd tot elektrische signalen, die naar de hersenen worden gestuurd.
Voor een duidelijk gezichtsbeeld is het van belang dat de ooglens helder en doorschijnend blijft. Bij staar wordt de lens troebel en minder doorzichtig, en daardoor kan het lichtbeeld niet helder tot het netvlies doordringen. Staar is meestal een ouderdomsverschijnsel, maar kan ook een gevolg zijn van andere ziekten of medicijnen. Om vast te stellen of iemand staar heeft en voor advies over de behandeling moet door een arts oogonderzoek worden verricht.