Klopt de 6% overdrachtsbelasting?
Midden in een grote stad staat een monumentaal pand. Ooit gebouwd als deftig woonhuis, werd het zo’n zestig jaar geleden in gebruik genomen als kantoorruimte. Dat is het nog steeds.
U leest een gratis artikel uit Plus Magazine.
Televisiepersoonlijkheid mr. Frank Visser (71) geeft met zijn maandelijkse column in Plus Magazine een kijkje in de keuken van de rechtspraak.
Het pand is privé-eigendom van een particulier, die het verhuurt. Op een gegeven ogenblik doet de eigenaar het pand over aan zijn zoon. Die kan dat niet betalen, maar vader verstrekt een hypotheek. Dat is allemaal geregeld na advies van een advocaat en een fiscalist. Wanneer alles rond is, geeft de advocaat namens de eigenaar opdracht aan een notaris om de transportakte op te stellen. Daarbij worden specifieke instructies gegeven. Zelfs het te hanteren tarief voor de overdrachtsbelasting, toen 6 procent, wordt genoemd. De notaris doet wat hem gevraagd wordt. Er wordt 6 procent overdrachtsbelasting aan de fiscus afgedragen.
Maar klopte die 6 procent wel? Het betrof immers een woonhuis en daarvoor gold toen een tarief van 2 procent. De termijn voor bezwaar is verlopen en de inspecteur ziet geen aanleiding om de aanslag ambtshalve te verlagen. De notaris krijgt hier vervolgens de schuld van en wordt gesommeerd om het verschil, een kleine €50.000, af te tikken. Wegens een beroepsfout. Waarom de betrokkene zijn fiscalist, of anders zijn advocaat, niet aanspreekt is mij niet duidelijk, maar wellicht heeft het hele stel bedacht dat de notaris maar moet bloeden. Die is daarvoor tenslotte verzekerd. De notaris, althans zijn verzekeraar, is dat echter niet van plan en wijst alle verantwoordelijkheid af.
Een ingewikkelde zaak. Ik bedoel, áls er al een verkeerd tarief is toegepast, was het niet alleen de notaris die heeft zitten slapen, toch! De eigen fiscalist van de verkoper heeft in elk geval niet aan de bel getrokken. En de advocaat? Tja, die heeft nota bene zelf het tarief van 6 procent vermeld in de opdracht aan de notaris. Maar goed, een notaris had beter moeten weten, stellen de verkoper en diens zoon. Zowel bij de rechtbank als bij het gerechtshof krijgt de notaris gelijk. Van hem mocht niet worden gevergd dat hij zelfstandig onderzoek ging doen naar de belastingtechnische kwalificatie van het al zestig jaar lang als kantoorpand gebruikte pand. Daarbij kwam nog, dat een als woonhuis gebouwd pand die kwalificatie niet per definitie behoudt als het als kantoor in gebruik wordt genomen. Dat moet van geval tot geval worden beoordeeld. Ten slotte wezen de rechters met de vinger naar de door de verkoper in de arm genomen deskundigen, te weten een heuse fiscalist en een advocaat, die vaker dit soort transacties begeleidden.
Dus: áls er al een verkeerd tarief was toegepast, mocht dit niet aan de notaris worden verweten.
Met dat loepzuivere oordeel kunnen de verkoper en diens zoon niet leven. Ze vragen de Hoge Raad der Nederlanden deze rechterlijke beslissingen te vernietigen; de notaris moet en zal hangen. Ik begrijp niet helemaal waarom. Wat ik wel begrijp, is dat de hele procedure bij elkaar zowat evenveel kost als het financiële belang van de zaak.
Hoe dan ook – bij de Hoge Raad ziet het er vooralsnog ook niet goed uit voor de procesbeluste verkoper en diens zoon. De procureur-generaal, die de Raad adviseert, heeft immers een niet mis te verstane conclusie getrokken: rechtbank en gerechtshof hebben het goed gedaan!
Meestal volgt de Hoge Raad de adviezen van zijn procureur-generaal op. Het zou mij verbazen als dit nu anders afloopt. En daarna is het toch echt einde oefening.
Tenzij de verkoper en diens zoon alsnog hun eigen fiscalist en advocaat gaan aanspreken.