Op 1 januari trad Edward G. in dienst bij Meubelwinkel Wankelaar als verkoopmedewerker. Zoals heden ten dage gebruikelijk kreeg hij nog geen vast contract. Wankelaar wilde eerst proefondervindelijk ervaren of G. wel de geschikte persoon was voor deze functie.
U leest een gratis artikel uit Plus Magazine.
G. kreeg een contract voor bepaalde tijd. Behoudens verlenging liep dat af op 1 juli. G. viel zeer in de smaak, zowel bij Wankelaar als bij de klanten. Die laatsten bleven vanwege de coronapandemie echter steeds vaker weg. De omzet nam zozeer af dat Wankelaar zijn nieuwe verkoper eigenlijk niet meer kon betalen. Partijen gingen daarom in april met elkaar aan tafel zitten. G. snapte dat een verlenging van zijn contract er financieel niet in zat. Afgesproken werd dat hij tot 1 juli gewoon kreeg doorbetaald en alle kans kreeg om naar ander werk te zoeken. G. sloeg aan het solliciteren. Met succes. Per 1 juli kon hij aan de slag als verkoper bij een bouwmarkt. Daar zaten ze om mensen te springen.
Nadat Wankelaar het loon tot 1 juli had uitbetaald, bleef het even stil. Plotseling lag er echter een brief op de mat van een advocaat. Die maakte namens G. aanspraak op een maand extra loon, omdat Wankelaar had verzuimd G. tijdig schriftelijk mede te delen dat zijn contract niet werd verlengd. “Maar ik had hem dat toch al lang van tevoren verteld”, liet Wankelaar de advocaat weten. “Dat kan wel zo zijn,” wist de jurist, “maar in de wet staat dat het schriftelijk moet. En als je dat nalaat, krijgt de werknemer een maand loon extra mee.” Hij had gelijk. Om de positie van de werknemer met een contract voor bepaalde tijd te versterken, is dat inderdaad met zoveel woorden in de wet opgenomen.
Wankelaar weigerde te betalen. G. was immers volstrekt niet benadeeld door dit vormfoutje. Bovendien had hij na afloop van het contract direct ander werk. De kantonrechter was het hartgrondig met Wankelaar eens. Die vond dat G. niets te klagen had en wees de vordering af. Daar was vanuit een oogpunt van begrijpelijke rechtsbedeling veel voor te zeggen. Als een kennelijk onredelijk resultaat dreigt, hoort de rechter in te grijpen. G. was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep. Van het gerechtshof kreeg hij alsnog gelijk. Het hof liet weten dat de wettelijke bepaling, waarop G. zich beriep, van dwingend rechtelijke aard is. Dat wil zeggen, dat die regel altijd geldt, zelfs als partijen iets anders afspreken. En dan is het volgens het gerechtshof niet de bedoeling dat deze regel zomaar door de rechter opzij wordt gezet, als de uitslag hem niet redelijk voorkomt. Was daar dan écht geen uitzondering op denkbaar?
Wel zeker, maar alleen als het eindresultaat ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ was geweest. Dat is onredelijkheid in de overtreffende trap. Een woordenspel voor juristen. “Het deugt of het deugt niet”, zei mijn grootvader altijd. Waarna onvermijdelijk een aanklacht volgde tegen de door hem zo gehate advocaten, “die recht praten wat krom is en omgekeerd.”
Toen ik het arrest van het gerechtshof las, dacht ik daarom bij mezelf dat de Hoge Raad der Nederlanden hier wel een juridische mouw aan zou weten te passen. Daar waren ze anders ook niet te beroerd voor.
Nou, ik kwam bedrogen uit. Het was net of je het Vaticaan het gebruik van de anticonceptiepil hoorde verbieden. Juridisch-technisch geen speld tussen te krijgen.
Maar het eindresultaat deugde nog steeds niet.
Televisiepersoonlijkheid mr. Frank Visser (71) geeft met zijn maandelijkse column in Plus Magazine een kijkje in de keuken van de rechtspraak.
Op Plusonline.nl bieden we iedereen de kans gratis kennis te maken met Plus Magazine. Hét maandblad bomvol informatie en inspiratie. Maar deze artikelen, dossiers en columns maken kost veel tijd en geld. Wilt u meer? Overweeg dan ook een abonnement op Plus Magazine.