Verhalen uit de oorlog
Elisabeth Steelink werd in 1934 geboren in hartje Amsterdam en als de oorlog uitbreekt is zij 6 jaar oud. Als jong Amsterdams meisje maakte zij de hongerwinter mee. Ze vertelt hoe zij als kind meehielp met het begraven van in doeken gewikkelde volwassenen en kinderen, die waren bezweken aan de honger.
Op 7 mei 1945 overleeft zij, samen met haar vader, de Duitse schietpartij bij het bevrijdingsfeest op de Dam, waarbij 33 doden en 120 zwaargewonden vielen. Ze vertelt het in onderstaande video.
De video is tot stand gekomen nadat Elizabeth's dochter Anneke ons een aantal verhalen stuurde, die haar moeder haar verteld heeft. Ze zijn hieronder te lezen.
Hongerwinter
Als jong Amsterdams meisje maakte Elizabeth (foto) de hongerwinter mee, een periode van ernstige voedsel- en brandstoftekorten in het Westen van Nederland, die duurde van november 1944 tot aan het voorjaar van 1945. Ten gevolge hiervan stierven vele mensen aan ondervoeding en kou. Schattingen van het totale aantal sterfgevallen lopen uiteen tussen 16.000 en 22.000.
Verteld aan dochter
Aan haar dochter Anneke vertelde ze over deze periode ondermeer het volgende: “Natuurlijk hadden wij het laatste half jaar van de oorlog weinig of niets te eten maar de laatste maanden werd het toch wel erg pijnlijk.”
Ziekte
"Veel mensen werden ziek ten gevolge van de erbarmelijke omstandigheden tijdens de Oorlogswinter, zo ook Elisabeth’s zus en broer: “Lia, mijn oudste zus, werd door Rode Kruis zusters uit huis gehaald. Getild moet ik eigenlijk zeggen, want zij kon ineens niet meer lopen. Ik was meer geïnteresseerd in de zusters en hoe zij Lia de trap af en naar beneden probeerden te krijgen dan in Lia zelf. Maar dat ging best goed. Lia is dan de tweede uit ons gezin die weg gebracht werd. Eddie mijn broertje was al eerder, na een lange ziekenhuis opname voor difterie, naar mensen gebracht die aan de IJssel woonden om aan te sterken. En nu ging Lia ook al weg. Toen Ed weg ging, dacht ik dat er voor ons meer te eten over zou blijven. Maar dat was niet zo. Maar nu Lia ook al wegging kreeg ik het benauwd. Zou ik de volgende zijn?”
Voedseltochten van vader
“Onze vader ging evengoed wel elke dag op de fiets erop uit om bij de boeren te kijken of zij wat van hun etensvoorraad wilden verkopen. Hij nam ook altijd wat boeken mee om te ruilen. Wij hadden 3 wanden met boeken en Bijbels in huis. Elke keer als er een plank leeg kwam zei mijn vader: “Kijk Onze lieve Heer zorgt twee keer voor ons eten. Eén keer als ik een Bijbel verkocht heb, en ook één keer als de plank waar ze op steunen door mammie als brandstof gebruikt kan worden om te koken.” Sindsdien telde ik hoeveel planken er over waren en op een gegeven moment realiseerde ik mij dat alle boeken weg waren en dat de planken, net als de plinten verzaagd waren om als brandhout te dienen voor het kleine kacheltje.”
Bombardementen
“Door het bombardement (foto) wilde onze moeder ons bij elkaar houden dus sliepen wij niet meer in onze eigen kamers maar bij elkaar op de grond in de huiskamer. Moeder had een stuk grondzeil over van kamperen over ons heen gelegd. Door de zwaarte van het zeil kregen wij het aardig warm. Knus en gezellig vonden wij het.”
Het eten verdelen
“Lia was weg en Ed was terug. Zo bleef de etens-pot die wij met 5 man moesten delen zo’n beetje op peil. Moeder at altijd al weinig, maar nu al helemaal. Pappie had ons verteld dat er een kindje in mammie’s buik zat en dat die ook mee wilde eten. Wij mochten niet bij mammie zeuren om eten, want dan kon mammie net als onze buurvrouwen ook doodgaan van de honger. Dat begreep ik goed want er waren nogal wat moeders in onze buurt overleden. Maar ik begreep niet dat onze vader al het eten dat hij onderweg kreeg alleen op at en niets voor ons bewaarde. Gemeen vond ik onze vader. Moeder riep elke avond: “Aan tafel jongens”. Eten of geen eten, de etenstijd werd ook voor een korst brood gehandhaafd. Maar niet voor pappie. Elke keer zei hij: “Nee ik heb geen trek, ik heb onderweg al gegeten.” Hoe kon een vader zo gemeen zijn. Als wij naar bed gingen gaven wij onze ouders altijd een nachtzoen. Maar vanaf die tijd had ik daar met mijn vader veel moeite mee. Pas na de bevrijding toen ik mijn vader een heel brood zag eten, begreep ik dat mijn vader helemaal niet onderweg had gegeten.”
Tulpenbollen
“Wij aten tulpenbollen BRRRR. Maar zelf had ik ook ligusterblaadjes en gras geprobeerd. Gras ging nog wel, het proeft zo’n beetje als het ruikt, maar slik het alsjeblieft niet in want je krijgt snijdende maagpijn. Ed en ik gingen langs boerenlandjes en trokken wortelen en aren uit de grond. Moeder was er blij mee. De aren werden op een laken uitgeschud en de graankorrels maalde mijn moeder in de koffiemolen. Maar pas op! De boer hield zijn land in de gaten en als hij ons zag holde hij met een riek op ons af. Om van dat land af te komen moesten wij een sloot over. Ik sprong er snel over maar Ed die nog zwak was van zijn doorstane ziekte, kwam midden in die sloot terecht. Gelukkig kon ik hem er op tijd uit sleuren. Met een nat pak en een stuk of wat wortelen en graanaren kwamen wij thuis, waar moeder er een dikke wortelsoep van brouwde. Heerlijk lekker warm eten.”
Over Stichting Oorlogsverhalen
Stichting Oorlogsverhalen wil verhalen uit de oorlog, zowel uit Nederland als uit de Nederlandse (voormalige) Overzeese Gebieden, vastleggen voor het grote publiek om de bijzondere herinneringen aan de oorlog levend houden.