Blog van onze redacteur gezondheid
Susanne de Joode, redacteur gezondheid van Plus Magazine, schrijft in het decembernummer over de oorlogstaal die wordt gesproken als het over kanker gaat.
Mijn vader moest een paar jaar geleden onverwacht met spoed worden geopereerd aan zijn dikke darm. Zijn ‘gewone’ obstipatie bleek veroorzaakt te worden door een joekel van een tumor. Hoe groot die precies was en of er uitzaaiingen waren: de artsen wisten het nog niet.
“Opa ligt in het ziekenhuis”, vertelde ik mijn dochter van 7. “Waarom?”, vroeg ze. “Hij heeft iets aan zijn buik en de dokters gaan proberen hem beter te maken”, antwoordde ik. “En wat nou als dat niet lukt?”, vroeg ze heel kalm. Au. Drie keer slikken, toen wist ik wat ik zeggen moest. “Dan proberen ze gewoon iets anders.” Ik wikte mijn woorden op een goudschaaltje om haar niet net zo ongerust te maken als ikzelf was.
Hoe je iets noemt, maakt veel uit voor hoe dat iets ervaren wordt. Zo gaat dat als je tegen een kind praat. Het geldt ook voor de woorden die je denkt. Of die je tegen patiënten zegt. Of die je opschrijft.
Dat vindt ook Ellen de Visser, medisch journaliste bij de Volkskrant. Als zij voortaan over kanker bericht, zal ze termen als ‘vechten’, ‘vijand’ en ‘overwinnaar’ vermijden, besloot ze onlangs. Geen oorlogstaal meer. Want een oorlog kún je winnen – als je maar de juiste tactiek kiest. Wie verliest, heeft niet goed gevochten. Of, één stap verder: slachtoffers zijn eigenlijk losers. Terwijl kanker krijgen vaak vooral een kwestie is van botte pech. En genezen een van veel geluk.
Zoals mijn vader had. Hij vócht niet tegen kanker, maar gaf zich over. Aan de artsen. “Wat kon ik anders?”, blikt hij terug. “Ik had vertrouwen in mijn lichaam en in de dokters. Het lag toch niet in mijn macht om iets aan de afloop te veranderen.” Hij had geluk, en ik heb het ook. Met zo’n vader.
En u? Wat vindt u van oorlogstaal als het om kanker gaat? Ik hoor het graag!
- Plus Magazine