Een bleekneusje, zo noemde de schoolarts me. Hij bepaalde dat ik moest aansterken in een van de vele vakantiekolonies die Nederland toen rijk was. Dus daar ging ik als 6-jarige, in de winter van 1953, helemaal alleen vanuit een Fries dorpje met de bus en trein naar de Veluwe. Zonder knuffel en pop, want die mochten niet mee. Toch had ik er zin in. Het woord ‘vakantie’ klonk aanlokkelijk.
Helaas ontdekte ik al snel dat het er helemaal niet leuk was. Ik moest me voegen naar een streng regime. Zelfs plassen mocht alleen op gezette tijden. Slapen deed je gedwongen op je rechterzij, zo gingen de neuzen letterlijk dezelfde kant op.
En we moesten eten natuurlijk, héél veel eten. De verschillende tehuizen boden tegen elkaar op wie de kinderen met de meeste kilo’s terug naar huis stuurde. We waren een soort menselijke kiloknallers. Het ergste vond ik de geprakte vis vol graatjes die we op vrijdags kregen. Eén keer begon een jongetje tijdens het eten over te geven. Hij moest net zo lang aan tafel blijven zitten tot hij zijn eigen braaksel had opgegeten. De nachten waren nog het allerergste. Ik had zoveel heimwee dat ik er hartkloppingen van kreeg en door de stress kwamen de muren op me af. Ik zag ze heen en weer bewegen tot ze op me leken te vallen.
Mijn ouders hadden er geen idee van hoe moeilijk ik het had. Alle brieven naar huis werden gecensureerd. ‘Jullie mogen je ouders niet overstuur maken’, werd er gezegd. We schreven met potlood, zodat de leiding woorden kon uitgummen als het ze niet beviel.
Ik schreef mijn ouders hoe leuk ik het vond om uit het raam naar de IJssel te kijken, naar de bootjes die daar voeren. En daar genoot ik inderdaad van. Maar wat was ik blij toen ik weer naar huis mocht. Gelukkig is het bij deze ene periode gebleven en werd ik niet opnieuw geronseld door de schoolarts. Want zo kijk ik er nu tegenaan: ze wilden gewoon die vakantiekolonies vol hebben, ook in de winter.
Mijn moeder heeft nooit beseft hoe moeilijk ik het heb gehad. ‘Je bent er niet minder van geworden’, is ze altijd blijven zeggen. Deels klopt dat: door mijn ervaring vond ik het op latere leeftijd nooit eng om iets alleen te doen. De kolonie had ik immers ook overleefd, erger kon het niet worden. Zo ben ik in mijn eentje naar Rusland gegaan toen ik 24 was.
Toch heb ik tot mijn 30ste nachtmerries gehad over de kolonie. Ik ben niet de enige, er zijn veel mensen van mijn leeftijd met dezelfde akelige ervaringen. Eind jaren 60 zijn alle vakantiekolonies gesloten. Gelukkig maar. Kinderen werden zomaar uit hun vertrouwde omgeving gerukt. Dat vind ik nog steeds onverteerbaar.”
Uw verhaal in Plus?
Loopt u rond met iets wat grote indruk op u heeft gemaakt? Deel het met andere Pluslezers; dat mag ook anoniem. Schrijf naar of naar Redactie Plus Magazine, Postbus 44, 3740 AA Baarn o.v.v. ‘Mijn verhaal’.