Zo’n twee weken lang zat Greet Jongsma* (92) opgesloten in haar eigen kamer in het verzorgingshuis. Wat was er gebeurd? Was ze de huissleutel kwijt? Had ze haar been gebroken? Nee, niets van dat alles. Het verzorgingshuis was ten prooi gevallen aan een besmettelijk virus, het norovirus.
Om verdere verspreiding te voorkomen, mochten de bewoners hun kamer niet af en nauwelijks visite ontvangen. Voor Greet en haar medebewoners bekende het, dat ze al die tijd geen luchtje konden scheppen, niet naar de koffiekamer konden lopen, weinig afleiding hadden en de benen nauwelijks kon strekken.
Ooit waren we buren. Nu kom ik regelmatig in het verzorgingshuis waar ze woont. Als we elkaar daar tegenkomen, maken we een praatje. Meestal als ze onderweg naar buiten kuiert. Met de rollator. Tijdens de periode van onvrijwillige opsluiting dwaalden mijn gedachten nogal eens naar haar af. Het leek mij hels en ik vond het wreed. Oude mensen kunnen zich niet verweren. Zijn er echt geen andere oplossingen mogelijk?
Zodra de ban was opgeheven, ging ik bij haar langs. Dat had ik nog nooit eerder gedaan, en mijn bezoek verrast haar. Wat kwam ik nou toch doen? Ze wuift mijn vraag in eerste instantie weg. Ah… die paar dagen… het stelde echt niet zoveel voor, hoor.
Ze wil niet klagen, en al helemaal niet tegen mij. Maar natuurlijk was ze er wél van is achteruit gegaan. En ja, ze heeft zich nog méér alleen gevoeld dan anders. Het was leeg, om zo totaal buiten de samenleving te staan. En belastend om al die tijd niet gedoucht te worden. Bovendien was het geestelijk minstens nét zo pittig geweest: “Je hebt geen gesprek”.
Ik voel me bepaald niet vrolijk, na onze ontmoeting, maar daar was het natuurlijk ook niet om begonnen. Het leed dat oude dag heet. Dat is het.
*Vanwege de privacy is de naam veranderd