Een metershoge muur van water
Op 31 januari is het precies zeventig jaar geleden dat door een zware noordwesterstorm in combinatie met springtij, grote delen van Nederland overstroomden. Ruim 1800 mensen overleefden de ramp niet.
Fotografie Cees Rutten | Visagie Wilma Scholte
Op 31 januari 1953 werd de 15de verjaardag van prinses Beatrix gevierd met een speciaal radioprogramma vanaf Soestdijk, en veel landgenoten schaarden zich om de radio. Zij waren zich niet bewust van het feit dat ondertussen een noordwester-storm was ontstaan, ten zuiden van IJsland. Het was deze storm die op zaterdagavond 31 januari 1953 met orkaankracht bij de Nederlandse kust aankwam. Nét op het moment dat de waterstand van de zee het hoogst was, het zogenaamde springtij.
Een metershoge muur van water overspoelde het weerloze land. Op meer dan 150 plaatsen in Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant braken de dijken en stroomden de polders vol water. Huizen werden meegesleurd, dorpen kwamen onder water te staan en werden van de buitenwereld afgesloten, meer dan 1800 mannen, vrouwen en kinderen kwamen om het leven. De meeste slachtoffers vielen in Zeeland, maar in Noord-Brabant en Zuid-Holland vielen ook doden. De eerste hulp werd door over-levenden zelf geboden. Zoals de mosselvissers uit Zierikzee, Yerseke en Tholen die in boten langs de boerderijen voeren om mensen uit hun benarde posities te bevrijden.
Tweede vloedgolf
Het bleef niet bij één vloedgolf. Zondagmiddag werd de bevolking opgeschrikt door een tweede vloedgolf die nog meer slachtoffers maakte dan de eerste. Het Rode Kruis kwam vanaf zondagochtend in actie, maar de meeste hulp bestond uit het opvangen van de slachtoffers en ook de militairen die werden gemobiliseerd, kwamen aanvankelijk niet verder dan de randen van het watersnoodgebied. Op maandagmiddag 2 februari vloog een eerste verkennings-vliegtuig over de Zeeuwse eilanden en werd de omvang van de ramp voor de buitenwereld duidelijk. Slachtoffers werden uit het rampgebied geëvacueerd en een van de grootste opvanglocaties was Ahoy in Rotterdam. In de loop der dagen kregen de vluchtelingen onderdak bij gastgezinnen in heel Nederland die dit vrijwillig aanboden.
Dick Sies (76) woonde in Nieuwerkerk, op Schouwen-Duiveland. Hij overleefde de ramp, samen met zijn zusje.
''Ik woonde met mijn vader, moeder en twee jongere zusjes in de Molenstraat in Nieuwerkerk ten tijde van de ramp. Mijn moeder was zwanger, maar dat heb ik later pas gehoord. Die zondagochtend nadat de dijken waren gebroken, kwam een oom ons waarschuwen voor het hoge water. Mijn zusje en mij nam hij alvast mee. Snel schoenen aan, jas aan. We werden gedragen en kwamen nog droog aan bij mijn oom, maar het water steeg zo snel dat het niet meer lukte terug te keren naar mijn ouders en kleine zusje.
Wij waren bij mijn oom in huis toen het misging. Van twee kanten kolkte het water naar binnen, vanuit de Grevelingen en de Oosterschelde. Het water kwam niet hoger dan halverwege de trap naar de zolder. Daar waren we veilig. Op dinsdag of woensdag zijn we bij laag water vertrokken. Met mijn zusje ben ik naar Zierikzee gevaren en vanaf daar in een hal in Rotterdam beland. Via een pleeggezin in Santpoort zijn we bij een familie in IJmuiden gekomen. Daar hebben we anderhalf jaar gewoond.
In het begin ging ik steeds kijken of mijn ouders er al aankwamen, maar in maart kwam een tante vertellen dat ze overleden waren. Het rijtje arbeiderswoningen in onze straat was door het water weggeslagen. Mijn ouders zijn dicht bij het dorp gevonden, mijn zusje van 2,5 jaar oud lag bijna bij Bruinisse, zeven kilometer verderop. Na anderhalf jaar zijn we terug naar Zeeland gegaan. Een oom en tante die geen kinderen hadden, wilden ons opvangen. Voor altijd. Zij zijn onze ouders geworden, al hebben we ze nooit zo genoemd, dat wilden zij ook niet. Altijd oom en tante.”
Jannie Klink (81) woonde in Stellendam op Goeree-Overflakkee. Ze overleefde de ramp met haar ouders en al haar drie broers.
''Iedere zaterdag ging ik naar opa en oma, dan was er tussen vijf en zes uur een kinderprogramma op de radio. En nu kwam er een uitzending die ik niet wilde missen, een speciaal radioprogramma vanaf Soestdijk voor de verjaardag van prinses Beatrix.
Het ging steeds harder waaien en mijn vader kwam me halen, maar opa stuurde hem terug: ‘Laat haar maar hier slapen.’ ’s Nachts haalden mijn grootouders me uit bed. De kerkklokken beierden en de sirenes van de brandweer loeiden: het water kwam het dorp in. Een zoon van opa en oma woonde aan de overkant. Hij regelde een tractor met kar en reed ons – met anderen – naar het hoger gelegen buurdorp Melissant. De onzekerheid over mijn ouders was groot. Opa is naar Stellendam teruggelopen en hoorde daar dat iedereen aan de Langeweg gered was. Op zondag waren mijn vader, zwangere moeder en broers door marinemensen uit huis gehaald.
Met een vrachtschip zijn we daarna allemaal naar Rotterdam gevaren. In Ahoy werden alle geëvacueerden opgehaald door Rotterdammers die hen in huis namen. Omdat we een groot gezin waren, bleven we als laatsten over. In Kralingen kwamen we terecht in een flat met twee grote kamers. Een om te leven, een om te slapen. Vader ging heen en weer naar Stellendam en kwam alleen in het weekend terug. Van ons huis aan de Langeweg was niets meer over, het water heeft alles kapotgemaakt. Op 17 juni zijn we teruggekeerd. Eerst konden we bij mijn grootouders wonen en na een jaar verhuisden we naar een Noors huis. Dat waren huizen die waren geschonken door Noorwegen. Om onze dankbaarheid te tonen heette onze straat de Koning Haakonstraat.”
Toen was de Oosterschelde een woest kolkende zee, nu is het een van de bijzonderste nationale parken van Nederland. www.plusonline.nl/oosterschelde