De vijftien miljoen toeristen die de stad jaarlijks bezoeken verstikken de stegen, de kaden, de bruggen, de kanalen. Vooral in juli en augustus is de smalle straat van Rialto naar San Marco een heet worstvel waardoorheen zich mensenvlees perst.
Venetië is een droom en soms een nachtmerrie. Het San Marcoplein zelf wordt overwoekerd door toeristen, souvenirverkopers en duiven. De schitterende architectonische verhoudingen zijn uitsluitend zichtbaar in het holst van de nacht. De charme van het Canal Grande verdwijnt in het lawaai van de vaporetti, de stoere boten die het openbaar vervoer van de stad vormen. Venetië is een broos decor, waar het echte leven uit is verdwenen. Op de meeste dagen zijn er meer bezoekers in de stad dan inwoners. Stel je voor dat het in Amsterdam elke dag Koninginnedag was. Daar wil je niet heen. En toch, en toch…
Ik heb Venetië verschillende malen bezocht, in verschillende seizoenen. Ondanks alle bezwaren van drukte waren er toch altijd weer momenten en plaatsen van een onvergelijkelijke schoonheid en ontroering. Dat blijft trekken. De geschiedenis, de kleuren, het licht blijven trekken.
Ditmaal doen we het anders
We huren met ons vieren een flinke motorboot: grote slaapkajuit met wc en douche voor, idem dito achter, keuken en comfortabel zitgedeelte. Er wordt geen vaarbewijs gevraagd, hoewel we dat wel hebben. Iedereen kan in principe zo’n boot huren, maar een beetje ervaring is wel prettig.
We gaan varen door de lagune van Venetië, een groot strandmeer dat door een smalle landtong van de zee wordt gescheiden. Chioggia ligt aan de zuidelijke punt van de lagune en is een levendig vissersplaatsje met een vloot waar Urk zijn vingers bij af zou likken. Er hangt de geur van brak water en vis. Je ziet veel stoere, verweerde koppen. Daar is ons punt van vertrek. Als we aankomen staat er een stevige wind, die schuimkopjes op de golven blaast. Af en toe striemt de regen. We liggen aan lager wal, dus het klotst nogal. De boot rukt aan de landvasten, de stootwillen kraken en schuren tegen de palen, maar we houden manmoedig ons optimisme vol. Het kan onmogelijk een week lang zulk beestenweer blijven.
De volgende dag breekt de zon door en hij verlaat ons zes dagen niet tenzij om onder te gaan.Bij hoog water is er ruim zicht over een enorme grijsgroene vlakte met aan de einder als een fata morgana het bleke rozerood van Venetië en het donkergroen van het Lido. We varen op wandelsnelheid langs smalle eilanden, niet veel meer dan honderd meter breed, die de lagune van de zee scheiden. Kleurige huizenblokken, kerkjes, havens, vissers. Het leven is er eenvoudig.
Toeristen ziet u er zelden. Deze eilanden en dorpjes geven een indruk van het leven in de lagune zoals dat eeuwenlang werd geleefd, met als stralend middelpunt de stad van handel en scheepvaart, gehuwd met de zee, La Serenissima Repubblica di Venezia, de Zeer Doorluchtige Republiek Venetië. Mijn man en ik hebben enkele jaren geleden een tandem gehuurd op het Lido en zijn de eilanden af gefietst, richting Chioggia, en weer terug. Aan de lagunekant de kaden en de haventjes, aan de zeekant golfbrekers, zand en rommel. Geen glamour, geen filmsterren.
Op het Lido zelf is dat anders. Daar staan een paar luxehotels aan gemanicuurde stranden, waar een gewone sterveling maximaal een zolderkamertje zonder uitzicht kan betalen. Beroemd is het Grand Hotel des Bains door het prachtige verhaal van Thomas Mann: ‘De dood in Venetië’, onnavolgbaar mooi verfilmd met Dirk Bogarde in de hoofdrol. Harry Mulisch wilde er nog weleens een vakantie doorbrengen.
De waterweg buigt af richting Venetië
Vanuit de verte zien we aan de zijkant van de stad twee enorme cruiseschepen afgemeerd, kolossale reuzen, die hoog uitsteken boven de eeuwenoude daken. Dat de schepen hun ladingen kwijt moeten in de stad is tot daaraantoe, maar ze verstoren de illusie van het frêle silhouet. Het is alsof de schepen Venetië onder water duwen. Het versterkt de gedachte dat toeristische plaatsen meer en meer worden gebruikt en uitgebuit, zonder gevoel voor hun eigen geschiedenis, hun eigen leven. De schoonheid van een plaats is de reden om te komen, maar door de massale komst van toeristen wordt dat eigen karakter aangetast. Enerzijds ontstaat er een economische noodzaak toeristen te trekken, anderzijds leidt dat tot verlies van identiteit, tot het verdwijnen van de ziel.
Toerisme is een ambivalente aangelegenheid, niet in de laatste plaats voor de toerist zelf. In Venetië worden groepen toeristen achter gidsen aan door de smalle straten geloodst en in gondels gestopt voor een authentieke gondelvaart door de kanalen van Venetië. Er is niets authentieks meer aan. Dat nog zo velen de illusie kunnen beleven als verrukkelijke werkelijkheid pleit voor hun verbeeldingskracht en goedgelovigheid. Niemand ontkomt aan toerisme. Maar er is een kritische grens waar toerisme niet meer de schoonheid en het karakter van een stad onderstreept, maar juist vernietigt. Niemand draagt schuld, in de laatste plaats de toerist die uit is op een ervaring van schoonheid en authenticiteit, die op aandoenlijke wijze bereid is de magie van een stad te ondergaan, maar toch voel ik me altijd schuldig als ik het gebied van anderen als toerist betreed.
Lees ook:
- Plus Magazine