Hoe kijkt de protestgeneratie van de jaren ’60 naar de manier waarop jong en oud nu met elkaar omgaan? Lisette Thooft, ooit een hippierebel: “Kritiek uiten op een keuze van mijn kinderen? Ik bijt liever mijn tong af.”
“Zo ga je niet mee!” brieste mijn moeder als we op het punt stonden om naar oma te gaan en mijn zus en ik in lange soepjurken naar beneden kwamen, met een bende kettingen om onze nek. De India-look was hip en zelf vonden we het prachtig. Maar mijn moeder was het er niet mee eens.
Kleding – daar gingen de ruzies vaak over, bij ons thuis, toen ik een opstandige puber was. Make-up, ook zoiets. “Ordinair!” riep ma getergd als wij met oogschaduw op uit de badkamer kwamen. Muziek, nog zo’n strijdpunt. “Kan die herrie zachter?” was een dagelijks terugkerend refrein als wij onze opwindende popmuziek door onze kamers lieten schallen, doorgaans onder het huiswerk maken.
Uiteindelijk verloren onze ouders de strijd: wij verlieten het ouderlijk huis zo jong als we maar konden en deden vervolgens precies waar we zin in hadden. We droegen kleurrijke hippiekleding, T-shirts en spijkerpakken. Maakten ons naar hartelust op. Luisterden alleen nog maar naar rock-’n-rollmuziek. En al even vrijgevochten gingen we om met onze relaties. We gingen ‘hokken’, zoals dat toen nog heette, en wisselden van partner naar het ons uitkwam.
Zelf experimenteerde ik met drugs, net als de meesten van mijn vrienden en vriendinnen. We voelden ons idealisten. Dachten dat we een nieuwe wereld aan het maken waren waarin we vrij en blij zouden zijn. Wij waren de protestgeneratie, in opstand tegen de strenge regels en het gezag van de generaties boven ons.
Veel ouders verloren de strijd in die dagen, voor hun eigen gevoel. Ze begrepen niet wat ze fout hadden gedaan in de opvoeding. Waar kwam die recalcitrante jeugd van tegenwoordig in ’s hemelsnaam vandaan? Zij hadden ons immers goed opgevoed, ongeveer zoals ze zelf waren opgevoed. Ze hadden ons keurige manieren en fatsoen geleerd. En kijk nou eens.
Hun houding was vaak veroordelend, soms scherp afkeurend.
En ze schroomden niet om die afkeuring hardop te laten blijken. ‘Langharig werkschuw tuig’ werden jongeren genoemd die zich niet volgens de ouderwetse normen gedroegen.
Toen ik een jaar in Engeland zat als uitwisselingsstudent en bedacht had dat ik niet zou afstuderen maar een baan ging zoeken, schreef mijn vader mij een woedende brief die hij naar zes verschillende adressen stuurde, omdat hij niet precies wist waar ik uithing. “Je bent een dief van de maatschappij”, beet hij me toe in die brief, “als je je studie niet afmaakt.”
Omgekeerd waren wij al net zo kritisch. Ik weet nog goed hoe ik dacht over mijn ouders in die tijd: ik vond dat ze vrijwel alles fout deden. Ik vond ze hypocriet, stijf, intolerant, ouderwets en dom, omdat ze ons niet begrepen en niet wilden begrijpen.
Inmiddels ben ik zelf moeder en grootmoeder en ik begrijp mijn ouders een heel stuk beter dan toen. Natuurlijk waren ze bezorgd. Als mijn kinderen zouden doen wat ik toen deed, zou ik daar ook wakker van liggen. Maar ik zou nooit zo hard optreden als zij deden. Want voor mij is het veel te belangrijk dat de relatie met mijn kinderen goed blijft. En ik ben daarin niet de enige.
De sfeer binnen gezinnen is sterk veranderd sinds de dagen van de protestgeneratie. We zijn allemaal een stuk losser geworden, meer ontspannen. We staan niet meer zo op onze strepen als ouder. Vroeger hadden kinderen maar te doen wat hun ouders zeiden. Het standaardantwoord als je vroeg: “Waarom?” was: “Omdat ik het zeg.” Nu worden kinderen veel meer serieus genomen. En als ze naar het waarom van een maatregel of een verzoek vragen, krijgen ze doorgaans een serieus antwoord.
Ik kan me ook niet voorstellen dat ik ooit kritiek zou uiten op de kleding van mijn kinderen. Ze mochten van mij altijd aantrekken wat ze zelf wilden. Als het mijn smaak niet was, dan hield ik wijselijk mijn mond. Ik vond het gewoon niet de moeite waard om ruzie over te maken, zou je kunnen zeggen. Maar het gaat verder dan alleen kleding: ook met hun relaties, hun studiekeuze of werk bemoei ik me niet. Als ze bij mij aankloppen om advies, geef ik dat graag. Maar kritiek uiten op een keuze? Ik bijt liever mijn tong af. Het is hun leven, hun verantwoordelijkheid.
Vrienden blijven met je kinderen lijkt voor ouders veel belangrijker geworden dan het was. Wij zijn voorzichtiger dan onze ouders waren – en onze kinderen hebben dan ook veel minder reden om te protesteren. Een generatiekloof is er wat dat betreft dan ook niet meer. Hoeveel ouders worden nog met ‘u’ aangesproken? Dat is een uitzondering geworden waar het vroeger regel was.
Is dat alleen in mijn eigen vriendenkring? Nee, als ik mijn oor te luisteren leg in het dorp waar ik woon, hoor ik dit soort geluiden overal. We respecteren de levenskeuzes van onze kinderen en vallen ze niet af als ze iets anders willen dan wij.
Intussen genieten we van de warme band die we hebben met onze kinderen. En met hun vrienden. En met andere jongelui. Als je een avond doorbrengt met jongere mensen merk je dat wij meer openstaan voor hen, maar zij ook voor ons. Toen ik jong was, zag ik mensen van 50 of 60 als stokoud en bij voorbaat saai en oninteressant. Nu, als bijna 60-jarige, kan ik leuke gesprekken voeren met jongeren en ontdekken dat zij net zo aandachtig naar mij luisteren als andersom. En ook dat blijkt een algemeen fenomeen te zijn.
Als er nog een kloof bestaat, dan is dat er eentje van een heel ander soort. Jongeren hebben het gevoel dat de strijd om geld en de beste plekken in de samenleving hard gevoerd wordt, en dat wij babyboomers niet willen wijken. Zo verwijten werkende jongeren en politieke jongerenorganisaties de vakbonden dat ze uitsluitend oog hebben voor hun vergrijsde achterban, zonder de belangen van jongeren naar behoren te behartigen.
Daarnaast voelen velen ook een andere kloof: een technische. Of, met een wat meer toepasselijk woord: een digitale kloof. Het wordt steeds moeilijker voor ons ouderen om de snelle vooruitgang van de techniek bij te benen. De computer hebben we wel omarmd en e-mailen doen de meesten van ons als de beste. Maar geef een jong mens een apparaat en hij of zij begint onmiddellijk op alle knopjes te drukken om te kijken wat er gebeurt. Wij ploeteren ons intussen met de bril op de neus door de gebruiksaanwijzing omdat we echt eerst willen wéten wat er gebeurt als je op dit of dat knopje drukt voordat we dat durven te doen. Veel ouderen hebben ‘drukknop-angst’ en die ontbreekt ten enenmale bij de jongere generaties.
Met twee technische linkerhanden sta je toch steeds meer langs de zijlijn. Maar tien tegen een dat er dan wel ergens een schat van een jongere in de buurt is die je ook daarmee op weg wil helpen.
Kleding – daar gingen de ruzies vaak over, bij ons thuis, toen ik een opstandige puber was. Make-up, ook zoiets. “Ordinair!” riep ma getergd als wij met oogschaduw op uit de badkamer kwamen. Muziek, nog zo’n strijdpunt. “Kan die herrie zachter?” was een dagelijks terugkerend refrein als wij onze opwindende popmuziek door onze kamers lieten schallen, doorgaans onder het huiswerk maken.
Uiteindelijk verloren onze ouders de strijd: wij verlieten het ouderlijk huis zo jong als we maar konden en deden vervolgens precies waar we zin in hadden. We droegen kleurrijke hippiekleding, T-shirts en spijkerpakken. Maakten ons naar hartelust op. Luisterden alleen nog maar naar rock-’n-rollmuziek. En al even vrijgevochten gingen we om met onze relaties. We gingen ‘hokken’, zoals dat toen nog heette, en wisselden van partner naar het ons uitkwam.
Zelf experimenteerde ik met drugs, net als de meesten van mijn vrienden en vriendinnen. We voelden ons idealisten. Dachten dat we een nieuwe wereld aan het maken waren waarin we vrij en blij zouden zijn. Wij waren de protestgeneratie, in opstand tegen de strenge regels en het gezag van de generaties boven ons.
Veel ouders verloren de strijd in die dagen, voor hun eigen gevoel. Ze begrepen niet wat ze fout hadden gedaan in de opvoeding. Waar kwam die recalcitrante jeugd van tegenwoordig in ’s hemelsnaam vandaan? Zij hadden ons immers goed opgevoed, ongeveer zoals ze zelf waren opgevoed. Ze hadden ons keurige manieren en fatsoen geleerd. En kijk nou eens.
Hun houding was vaak veroordelend, soms scherp afkeurend.
En ze schroomden niet om die afkeuring hardop te laten blijken. ‘Langharig werkschuw tuig’ werden jongeren genoemd die zich niet volgens de ouderwetse normen gedroegen.
Toen ik een jaar in Engeland zat als uitwisselingsstudent en bedacht had dat ik niet zou afstuderen maar een baan ging zoeken, schreef mijn vader mij een woedende brief die hij naar zes verschillende adressen stuurde, omdat hij niet precies wist waar ik uithing. “Je bent een dief van de maatschappij”, beet hij me toe in die brief, “als je je studie niet afmaakt.”
Omgekeerd waren wij al net zo kritisch. Ik weet nog goed hoe ik dacht over mijn ouders in die tijd: ik vond dat ze vrijwel alles fout deden. Ik vond ze hypocriet, stijf, intolerant, ouderwets en dom, omdat ze ons niet begrepen en niet wilden begrijpen.
Inmiddels ben ik zelf moeder en grootmoeder en ik begrijp mijn ouders een heel stuk beter dan toen. Natuurlijk waren ze bezorgd. Als mijn kinderen zouden doen wat ik toen deed, zou ik daar ook wakker van liggen. Maar ik zou nooit zo hard optreden als zij deden. Want voor mij is het veel te belangrijk dat de relatie met mijn kinderen goed blijft. En ik ben daarin niet de enige.
De sfeer binnen gezinnen is sterk veranderd sinds de dagen van de protestgeneratie. We zijn allemaal een stuk losser geworden, meer ontspannen. We staan niet meer zo op onze strepen als ouder. Vroeger hadden kinderen maar te doen wat hun ouders zeiden. Het standaardantwoord als je vroeg: “Waarom?” was: “Omdat ik het zeg.” Nu worden kinderen veel meer serieus genomen. En als ze naar het waarom van een maatregel of een verzoek vragen, krijgen ze doorgaans een serieus antwoord.
Ik kan me ook niet voorstellen dat ik ooit kritiek zou uiten op de kleding van mijn kinderen. Ze mochten van mij altijd aantrekken wat ze zelf wilden. Als het mijn smaak niet was, dan hield ik wijselijk mijn mond. Ik vond het gewoon niet de moeite waard om ruzie over te maken, zou je kunnen zeggen. Maar het gaat verder dan alleen kleding: ook met hun relaties, hun studiekeuze of werk bemoei ik me niet. Als ze bij mij aankloppen om advies, geef ik dat graag. Maar kritiek uiten op een keuze? Ik bijt liever mijn tong af. Het is hun leven, hun verantwoordelijkheid.
Vrienden blijven met je kinderen lijkt voor ouders veel belangrijker geworden dan het was. Wij zijn voorzichtiger dan onze ouders waren – en onze kinderen hebben dan ook veel minder reden om te protesteren. Een generatiekloof is er wat dat betreft dan ook niet meer. Hoeveel ouders worden nog met ‘u’ aangesproken? Dat is een uitzondering geworden waar het vroeger regel was.
Is dat alleen in mijn eigen vriendenkring? Nee, als ik mijn oor te luisteren leg in het dorp waar ik woon, hoor ik dit soort geluiden overal. We respecteren de levenskeuzes van onze kinderen en vallen ze niet af als ze iets anders willen dan wij.
Intussen genieten we van de warme band die we hebben met onze kinderen. En met hun vrienden. En met andere jongelui. Als je een avond doorbrengt met jongere mensen merk je dat wij meer openstaan voor hen, maar zij ook voor ons. Toen ik jong was, zag ik mensen van 50 of 60 als stokoud en bij voorbaat saai en oninteressant. Nu, als bijna 60-jarige, kan ik leuke gesprekken voeren met jongeren en ontdekken dat zij net zo aandachtig naar mij luisteren als andersom. En ook dat blijkt een algemeen fenomeen te zijn.
Als er nog een kloof bestaat, dan is dat er eentje van een heel ander soort. Jongeren hebben het gevoel dat de strijd om geld en de beste plekken in de samenleving hard gevoerd wordt, en dat wij babyboomers niet willen wijken. Zo verwijten werkende jongeren en politieke jongerenorganisaties de vakbonden dat ze uitsluitend oog hebben voor hun vergrijsde achterban, zonder de belangen van jongeren naar behoren te behartigen.
Daarnaast voelen velen ook een andere kloof: een technische. Of, met een wat meer toepasselijk woord: een digitale kloof. Het wordt steeds moeilijker voor ons ouderen om de snelle vooruitgang van de techniek bij te benen. De computer hebben we wel omarmd en e-mailen doen de meesten van ons als de beste. Maar geef een jong mens een apparaat en hij of zij begint onmiddellijk op alle knopjes te drukken om te kijken wat er gebeurt. Wij ploeteren ons intussen met de bril op de neus door de gebruiksaanwijzing omdat we echt eerst willen wéten wat er gebeurt als je op dit of dat knopje drukt voordat we dat durven te doen. Veel ouderen hebben ‘drukknop-angst’ en die ontbreekt ten enenmale bij de jongere generaties.
Met twee technische linkerhanden sta je toch steeds meer langs de zijlijn. Maar tien tegen een dat er dan wel ergens een schat van een jongere in de buurt is die je ook daarmee op weg wil helpen.
Bron
- Plus Magazine