Kleinfruit vraagt amper ruimte en onderhoud, maar trakteert wel op lekkere bessen voor het opleuken van ijs en andere toetjes, maar ook als basis voor sap, jam en coulis.
1. Op een minimum aan plaats
Rode en witte bessen, cassisbessen en stekelbessen staan op zich. Frambozen vragen steun. Omdat ze zich strak laten leiden kunnen ze als extra bedje aan de potager toegevoegd worden of als heg rond de tuin geplant.
2. Strak gelijnd
Frambozen groeien tot twee meter hoogte, maar kunnen daarbij hun eigen stengel niet rechtop houden. Voorzie daarom een steun van twee of drie metaaldraden, type wasdraad. Span ze op een hoogte tussen 60 cm en 150 cm. Gebruik draadspanners om de draden mooi strak gelijnd te houden. Plant je de frambozenhaag noord-zuidgeorieënteerd, dan genieten alle planten evenveel van zowel voormiddag- als namiddagzon en rijpen ze mooi gelijk.
3. Zomer of herfst?
Bij frambozen heb je de keuze uit zomer- en herfstframbozen,
in geel of rood. Enkele namen: Glen Ample (rood) en Golden Everest (geel) zijn vroege soorten, Heritage en Ottawa (rood) en Fallgold (geel) zijn herfstdragers met bessen tot het begint te vriezen. Plant zomer- en herfstframbozen niet door elkaar, want ze moeten anders gesnoeid.
4. Gemakkelijke planten
Graaf onder de spandraden een grachtje van ongeveer een spade diep en breed. Verbeter de uitgegraven aarde met compost en een handvol organische meststof per strekkende meter. Schik de planten in de sleuf op ongeveer 30 cm van elkaar. Vul met de verbeterde aarde en giet aan. Na het planten alle planten terugsnoeien tot ongeveer 60 cm lengte.
5. Inperken
Zodra de frambozen beginnen te groeien, plooi je ze achter de steundraden door of bind ze er zelfs aan vast. Zonder verder omkijken zullen ze bloemen en later ook vruchten vormen. Via uitlopers proberen de planten ondertussen meer terrein in te nemen. Trek de uitlopers die buiten de planterij de kop opsteken, genadeloos weg.