Ze zijn er voor alle smaken: klein en groot, met en zonder bloemen of bessen, onweerstaanbaar voor vlinders of bijen, wintergroen of bladverliezen. Welke je ook kiest: struiken vormen de ruggengraat van de tuin.
Wat is het verschil tussen een struik en een boom? Een struik vertakt zich vlak boven de grond en heeft daardoor veel stammen. Een boom heeft er maar één. Maar een sering dan, is dat nu een grote struik of een kleine boom? En een beukenhaag: bestaat die uit bomen of uit struiken? Het verschil is vaag, want er bestaan ook meerstammige bomen. En wat is het verschil tussen een struik en een heester? Helemaal niets; heester is een chic woord voor het volkse woord struik.
Halfheesters
Dan hebben we ook nog de halfheesters. Dat zijn struiken die in een strenge winter tot aan de grond toe terugvriezen en die een zachte winter doorkomen met levende takken. Zo is een fuchsia in Ierland met zijn zachte klimaat een heester, maar bij ons, met onze strengere winters, vaak een halfheester. Tenzij je in Cadzand of Domburg woont. Ondanks dit alles weet iedereen wat je met een struik bedoelt. Sommige struiken verliezen in de winter hun blad, zoals de roos, andere blijven groen. Vooral de groenblijvers zorgen ervoor dat de winterse tuin niet aan decorumverlies lijdt. Ze geven cachet aan wat anders een toneel van aftakeling zou zijn.
Groene wintertuin
De groenblijvende struiken kun je in twee groepen verdelen: coniferen en de rest. Veel tuiniers houden niet van coniferen. Een veelgehoorde klacht is dat ze zo moeilijk met andere planten te combineren zijn. Onzin natuurlijk. Als je een bol of kubus kunt knippen van buxus, dan kun je dat ook van een conifeer zoals de taxus. En voor wie niet van knippen houdt, is er het leuke kegelvormige sparretje Picea glauca ‘Conica’: het kaboutermutsje dat tegenwoordig overal als mini-kerstboom wordt verkocht. Gooi het niet weg na de feestdagen, maar plant het in de tuin. Het groeit heel langzaam. Tegen de tijd dat je hoogbejaard bent, is het sparretje twee meter hoog.
Vergeet de naam
Coniferen hebben vaak lastige namen. Wat te denken van Chamaecyparis obtusa ‘Nana Gracilis’, de Hinoki cipres. Vergeet de naam, maar plant het struikje. Het groeit traag – in een heel mensenleven wordt het nauwelijks anderhalve meter hoog – maar wie een sierlijke vorm groen in de tuin wil, heeft van dit conifeertje levenslang plezier. En hier geldt, in tegenstelling tot onszelf: hoe ouder, hoe mooier.
Wel of geen kalk
Dan de rest: de groenblijvende niet-coniferen. Laten we die om praktische redenen indelen in struiken die kalk verdragen, en struiken die er absoluut niet tegen kunnen. Kalkhaters zijn bijvoorbeeld rododendrons, skimmia’s en Pieris. Gelukkig hebben we niet heel veel kalkrijke grond in ons land; eigenlijk alleen vlak langs de kust en in Limburg. Maar krijgt je skimmia geel blad, dan weet je dat hij aan kalkvergiftiging lijdt. De laatste tijd is de camellia populair. Ook die houdt niet van kalk; geef ’m zure bosgrond.
Kalkminnaars
Naast kalkhaters heb je ook kalkminnaars. Mahonia’s bijvoorbeeld doen het geweldig op kalkrijke grond, én op neutrale grond met een extra dosis kalk uit een zakje. Ook de olijfwilg is dol op kalk, net als de glansmispel (Photinia), die in zijn variëteit ‘Red Robin’ zo langzamerhand in elke voortuin prijkt.
Sterren en staalblauwe bessen
Daarmee komen we bij de struiken die op elke grondsoort groeien en in de winter hun blad verliezen. Dit is de grootste groep; het is ondoenlijk om ze allemaal te bespreken. Laat ik een paar van mijn favorieten noemen. Om te beginnen de schijnhazelaar, Corylopsis pauciflora: een struikje van anderhalve meter hoog dat in maart overdekt is met primulagele belletjes. Mooi met een onderbeplanting van bleekblauwe sneeuwroem.
Ook het peperboompje, Daphne mezereum, bloeit vroeg, met rozerode of witte bloemen aan kale takken. Het struikje wordt nauwelijks een meter hoog. De bessen zijn giftig, maar je zult ze niet snel inslikken, want ze branden in je mond. De struik heet niet voor niks peperboompje. Later in het seizoen bloeien de kornoeljes. De Japanse kornoelje, Cornus kousa, bloeit met crèmewitte sterren die op de platte takken liggen als op een tafel. Daarna verschijnen de eetbare vruchten. Ze lijken op aardbeien, maar smaken minder lekker.
Laatbloeiende struiken
Vergeet ook de laatbloeiende struiken niet, zoals de vlinderstruik en Abelia, een piepklein struikje met roze bloemen met een rode kelk. De uitgebloeide bloemen blijven wekenlang mooi. Een Abelia past ook in een grote pot of kuip. En wat dacht je van Clerodendrum trichotomum, de pindakaasboom, drie meter hoog, met in september geurende witte bloemen en daarna de meest onwaarschijnlijk gekleurde bessen: staalblauw, gevat in een rode kelk.
Spannend blad
Tot slot: kies uit de veelheid van struiken vooral die met boeiend blad. Bij de groenblijvers zou dat de Fatsia kunnen zijn, met glimmend, handvormig blad. Bij de bladverliezers kun je denken aan Japanse sneeuwbal, Viburnum plicatum; het blad heeft geprononceerde nerven en witte bloemschermen in de voorzomer. Of aan de duindoorn, die geen duinen nodig heeft, maar ook gewoon in de tuin de zaak opluistert met smal, zilverachtig blad. Plant daarvan een man én een vrouw om bessen te krijgen. Vogels en gezondheidsfreaks zijn er dol op.
Dit artikel is eerder verschenen in Plus Magazine juli/augustus 2017. Nog geen abonnee van Plus Magazine? Abonnee worden doet u in een handomdraai!
- Plus Magazine