Ooit verlieten ze hun geboortegrond om de wereld in te trekken. Maar wortels zijn steviger dan je denkt. Zodra het kon, keerden deze Pluslezers terug naar hun geboortegrond.
Marijke van Brandenburg (75) is geboren en getogen in het Gelderse Elst. Op haar zeventiende vertrok ze naar Nijmegen om in de verpleging te gaan.
“Voor mijn opleiding moest ik verplicht intern, terwijl het maar 20 kilometer van huis was. Na mijn huwelijk kwam ik in Dordrecht terecht, waar ik 32 jaar gewoond en gewerkt heb. We hadden het er erg naar onze zin, maar achteraf denk ik: op mijn buurvrouw na hadden we er eigenlijk vooral kennissen, geen echte vrienden. In mijn geboortedorp was dat anders. Ik kwam er nog regelmatig om mijn moeder op te zoeken en bij haar kwam er altijd wel iemand binnenvallen voor een kopje thee of koffie. Ik vond dat heel gezellig, de meesten kende ik nog van vroeger.
In het laatste jaar van haar leven had mijn moeder steeds meer hulp nodig en verzorgde ik haar vier dagen per week. Ik was inmiddels met pensioen dus ik had de tijd, en mijn man vond het prima. Als ik met haar in haar rolstoel het dorp in ging, maakten we overal een kletspraatje. Vaak zeiden mensen tegen mij: ‘Wat leuk om jou hier weer te zien!’ En dat was wederzijds. In die tijd dacht ik voor het eerst: wat zou het leuk zijn om weer in Elst te wonen. Iedere keer als ik er kwam, voelde het als thuiskomen. Het is er lang niet zo druk en de mensen zijn veel minder stijf dan in het Westen.
Toen mijn moeder op haar 91ste overleed, begon ik het dorp ook echt te missen. Op het moment dat het ouderlijk huis verkocht moest worden, merkte ik dat ik dat helemaal niet wilde. ‘Ik zou er zelf wel willen gaan wonen’, zei ik tegen mijn man. ‘Nou,’ zei hij, ‘dan doen we dat toch? Als ik het eerst maar helemaal mag renoveren.’
Mijn kinderen zeiden: ‘Wat zoek je daar, je raakt al je vrienden kwijt.’ Maar het tegendeel is gebeurd. Iedereen, ook de kinderen en kleinkinderen, vindt het leuk om hier naartoe te komen. Vanuit Elst ben je zo in Nijmegen of Arnhem. Buren en vrienden van mijn ouders en nog wat familieleden zochten meteen contact. Ik stortte me in het verenigingsleven en op vrijwilligerswerk, waardoor ik snel reïntegreerde. Ik woon er nu alweer twaalf jaar. Zelfs na de dood van mijn man, drie jaar geleden, heb ik nooit één seconde spijt gehad.”
Henk van den Boogaard (68) verhuisde van Schijndel naar Nijmegen om te gaan studeren en dacht niet dat hij ooit naar Brabant zou terugkeren.
“Toen ik in 1973 verhuisde van Schijndel naar Nijmegen om aan de universiteit te gaan studeren, dacht ik niet dat ik ooit zou teruggaan naar Brabant. Ik was blij dat ik er weg was en toen ik later in Amsterdam terechtkwam, voelde ik me als een vis in het water. Met mijn man heb ik er, ieder in ons eigen huis, twintig jaar gewoond. Toen we besloten te gaan samenwonen, hebben we ook boven Amsterdam gezocht naar een woning. We zochten een plek met veel groen, licht en ruimte, maar in Noord-Holland vond ik het landschap vaak zo kaal. Eigenlijk verlangde ik terug naar een gebied met begroeiing langs de weilanden, zoals ik dat in mijn jeugd in Noordoost-Brabant gekend had. En wat niemand gedacht had: nu wonen we sinds enkele jaren weer in mijn geboortedorp – dat inmiddels tot Meierijstad behoort.
Toen we van onze plannen vertelden, waarschuwde men ons dat het Brabant van mijn jeugd niet meer bestond. Maar ik merkte al snel dat er nog veel hetzelfde is. Brabanders zijn nog steeds warm en hartelijk, men neemt de tijd voor een ‘tas koffie’. Laatst stond ik in mijn voortuin te wieden toen er een man van zijn fiets stapte die ik nog van de lagere school bleek te kennen. We maakten een praatje en er kwamen allerlei herinneringen uit de jaren ’60 en ’70 boven. Dat soort dingen vind ik leuk. Maar er zijn ook gemengde gevoelens. Je bent hier nu eenmaal niet anoniem, zoals in Amsterdam.
Hier wordt je doopceel gelicht. De keerzijde van de Brabantse volksaard is dan ook dat mensen graag over elkaar praten, en dat leidt soms tot spanningen. Wij proberen daar afstand van te houden. Dat is ook weer niet zo moeilijk: we wonen in het buitengebied, met de rug naar het dorp. De achterkant van ons huis, waar het woongedeelte is, ziet uit over de landerijen. De natuur is hier schitterend. Ik voel er een historische verwantschap mee, mijn familie heeft eeuwenoude wortels in dit gebied. Toen ik laatst op het dorpskerkhof het graf van mijn ouders verzorgd had en onder de mooie eikenbomen door terugfietste naar huis, voelde ik heel sterk: wat mooi dat ik de banden met mijn geboortegrond niet heb doorgesneden. Hier hoor ik thuis. Zoals mijn moeder het graag zag.”
De geboorteplaats als laatste rustplaats? www.plusonline.nl/geboortegrond