Schrijver Jaap Toorenaar verzamelt prachtige uitspraken en verhalen van de mensen die ons vroeger lesgaven in een nieuw boek: Mijn leraar vertelde eens. Voor PlusOnline selecteerde hij 7 pareltjes.
Welke uitspraken en verhalen van uw docenten herinnert u zich nog? In ‘Mijn leraar vertelde eens’ is nog plek voor meer anekdotes. Kijk hier voor meer informatie en mail uw anekdote naar info@mijnleraarvertelde.nl. Uw bijdrage kan ook opgenomen worden in een vervolgartikel op deze website.
1. Schoenveters
Mijn scheikundeleraar op het Marnix College in Haarlem, meneer Luirink, deelde de slechte cijfers van een proefwerk altijd uit met dit commentaar:
“Het wordt kiezen tussen schoenveters en sinaasappels.” Na een korte stilte volgde dan: “Om mee langs de deur te gaan.”
2. Huilen
Op mijn zevende ging ik van de christelijke school naar de openbare school in Workum, de manier van lesgeven zou er volgens mijn ouders beter zijn. Ik begon er na de grote vakantie in de tweede klas en ik vond de eerste dag zo spannend dat ik moest huilen. Tot de meester, Hille Faber, naar mijn bankje kwam. Hij zakte door zijn knieën en vertelde dat het ook voor hem de eerste dag was op deze school. Hij vond het ook allemaal heel spannend, zei hij, maar hoefde toch niet te huilen. Mijn tranen droogden ter plekke op en ik heb het erg leuk gehad in deze nieuwe klas met een nieuwe meester.
3. Gehaktmolen
Het was in de jaren vijftig, maar ik zie hem nog voor de klas staan op de mulo in Scheveningen. Meneer van Rossum. Kaarsrecht, armen gestrekt langs zijn lichaam, vuisten gebald. Zijn woorden staan in mijn geheugen gegrift: “Ik wou dat ik een gehaktmolen had. Worst zou ik van jullie maken, maar ik zou er geen plakje van lusten!”
(Tekst gaat verder onder de foto)
4. Voorste rij
Als geschiedenisleraar kan ik een leerling die niet oplet tijdens de les op de voorste rij zetten. Als dan de vraag “Waarom meneer?” komt, heb ik een antwoord paraat dat ik eens heb opgepikt: “Dan kun je thuis zeggen dat je met geschiedenis vooruit bent gegaan.”
5. Trap onder kont
In 1976 zat in de zesde klas van de Sint Jozefschool in Rijpwetering. Ik was goed in aardrijkskunde en dat mocht iedereen weten. Als de meester, tevens het schoolhoofd, plaatsen aanwees op de kaart van Europa en de leerlingen om beurten vroeg welke steden dat waren, kon ik me niet inhouden. Ik riep al Berlijn, Boedapest of Lissabon voordat een andere leerling kon reageren.
De meester gebood me telkens om daarmee te stoppen en werd steeds bozer. Maar toen hij Sofia aanwees, riep ik dat meteen, dat kenden de klasgenoten volgens mij toch niet.
Op dat moment ontplofte de meester. Hij werkte me met geweld de klas uit en ik kreeg een flinke trap onder mijn kont.
Thuis deed ik mijn beklag bij mijn vader, in de hoop dat hij begrip zou hebben voor mijn aardrijkskundig enthousiasme, maar hij onderbrak mijn verhaal voor een tweede schop onder mijn kont.
De meester had mijn moeder al gebeld om te zeggen dat hij misschien iets te ver was gegaan. Dat vond mijn vader helemaal niet.
6. Schaapskoppen
Ik heb op het gymnasium van het St. Stanislascollege in Delft gezeten, bij de jezuïeten. Met pater Verhorst, docent Grieks, stortten we ons op de vertaling van Homerus en op Odysseus die de tovenares Circe bezocht in haar paleis. Daarbij stuitten we op het Griekse werkwoord voor ‘mengen’ en dat stond in het medium, een werkwoordsvorm die op wederkerigheid duidt.
Mengen? Zich? We kwamen er niet uit en pater Verhorst schoot uit zijn slof.
“Schaapskoppen,” riep hij, “ Zultkoppen! Daar staat ‘vermengde zich met Circe!’ Hij neukte haar. De hele dag denken jullie aan niks anders, en als je het voor je ziet staan snappen jullie het niet.”
Misschien wilde pater Verhorst, die we op handen droegen, zich ook weleens vermengen want een paar jaar later is hij uitgetreden en getrouwd.
(Tekst gaat verder onder de foto)
7. Eerlijk delen
Begin jaren zestig zat ik op de lagere school in Wilhelminadorp, een dorpje bij Goes, en ik herinner me een verhaal van het schoolhoofd, meester Mazure.
Er was eens een oude boer die op zijn sterfbed lag. Hij had twee zonen die hem beiden wilden opvolgen en ieder de heft van zijn grond willen erven. Maar zijn akkers waren minder rechtlijnig dan bij ons in de keurig verkavelde Wilhelminapolder.
Hij bezat een vruchtbaar perceel aan de andere kant van de rivier, een paar hectares met nogal wat stenen in de grond, een groot stuk bos waarmee hij niets deed en een grote akker die in het najaar nogal drassig kon zijn. Hoe kon hij zijn grond zo verdelen dat beide zonen tevreden zouden zijn met hun deel van de erfenis?
Dat wist geen enkele leerling, hoe we ook piekerden en puzzelden. Het bleef lang stil in het lokaal met drie rijen schoolbankjes, voor klas 4, 5 en 6, tot de meester het verlossende woord sprak.
De oudste zoon mocht de grond verdelen en de jongste mocht kiezen welk deel hij wilde hebben. Jaren daarna hoorde ik dat daar de uitdrukking ‘het is kiezen of delen’ vandaan komt en weer jaren later dat deze verdeelmethode al genoemd werd in de Saksenspiegel, een dertiende-eeuws rechtsboek van de Germanen.