Negeer je genotscentrum
Stel dat we niet genoten van eten. Dan was de mens allang uitgestorven. Om de oermens te verleiden tot eten, moest voedsel niet alleen de maag vullen, maar ook het genotscentrum prikkelen. En daarom is de mens nú te dik.
Voedsel is in feite niets meer en niets minder dan een bron van bouwstenen voor de lichaamscellen en een leverancier van energie. Zonder voedsel gaan we dood. Maar wij associëren het woord 'eten' met 'lekker'. 'Lekker' was miljoenen jaren geleden een onbekende factor als het om eten ging. Maar gedurende de evolutie van de mens veranderde dat.
Eten wás niet fijn
Voedsel was natuurlijk altijd al belangrijk: het levert de energie om het lichaam in stand te houden en om te denken en bewegen. Maar in het verre, verre verleden was voedsel schaars: de mens moest er toen nog dagenlang op jagen of naar zoeken en dat kostte veel energie en tijd. Als het voedsel dan uiteindelijk werd gevonden, moest het ook nog in de mond worden genomen en worden doorgeslikt. Dat was niet altijd een pretje: want lekker koken kon de oermens nog niet. Om al die hindernissen te overbruggen, verzon de evolutie een truc. In het brein werd een centrum ingebouwd dat een gevoel van genot verschaft als het door de juiste moleculen wordt geprikkeld. Die moleculen komen uit voedsel (en tegenwoordig ook uit drugs en alcohol). Dat genotsgevoel gaf de oermens dus een beloning voor eten: hij voedde het lichaam en kreeg als cadeautje een bevredigd gevoel.
Funest mechanisme
Vandaag de dag hoeven we niet meer dagenlang te jagen voor een stukje vlees, urenlang te vissen of te zoeken naar een vruchtje. Het genotscentrum kan daarom makkelijk worden afgeschaft, want ook zonder dit mechanisme zullen we wel eten om in leven te blijven. Sterker nog, dan zouden we uitsluitend eten om het lichaam in stand te houden. Maar helaas, in de evolutie verdwijnt een mechanisme niet van de een op de andere dag, dat duurt tienduizenden jaren of het gebeurt helemaal niet. Ons systeem blijft dus voorlopig nog zoeken naar prikkels voor genot. Gevolg: we eten graag en we eten te veel. We stoppen niet met eten, zelfs niet als we al te veel bouwstenen en energie hebben opgenomen.
Verslaafd aan lekker
We willen steeds meer genot, de biologische functie voorbij. En dan bereiden we ons voedsel ook nog eens op een manier die maakt dat de genotsprikkel sterker wordt. ‘Lekker’ noemen we dat. We bedachten in de loop der tijd bereidingswijzen die niets met het voeden op zich te maken hadden, maar alleen met het extra prikkelen van het genotscentrum.
Tegenwoordig doet bijna iedereen eraan mee: we kijken naar tv-programma's over koken, schaffen kookboeken van topchefs aan om ook zelf culinaire hoogtepunten op tafel te kunnen zetten. Koken gaat niet meer over voedselbereiding, maar over eten. Eten dat – net als drugs – genot verschaft. De overdaad aan eten en smaken is gevaarlijk: ze zorgt ervoor dat we te veel eten en ongezond zwaar worden. Dat we verslaafd raken aan voedsel. Voedsel zou helemaal niet lekker hoeven zijn, als het maar goed is voor de gezondheid. We moeten dus terug naar de basis, misschien wel door heel bewust ons genotscentrum te negeren.