Wanneer een vrouw haar borsten te slap vindt, of te laag vindt hangen, kan zij een borstlift laten uitvoeren.
De borsten van een vrouw bestaan voornamelijk uit vetweefsel en borstklieren. De borstklieren voeren vocht af in de melkgangen, die een verbinding vormen tussen de klieren en de tepel. De tepel wordt omcirkeld door een gepigmenteerde ring, de tepelhof of areola.
Een vrouw kan een borstliftoperatie laten uitvoeren als haar borsten wel van een geschikt formaat zijn, maar te laag hangen, of te slap zijn, of als de tepels naar beneden zijn gericht. Het aantal insnijdingen (incisies) dat bij een borstliftoperatie (mastopexie) nodig is, en de grootte van die incisies, is afhankelijk van de grootte en de vorm van de borsten en van de positie van de tepels. Soms maakt de chirurg een incisie boven de tepelhof en worden de tepelhof en de tepel naar een hogere positie verplaatst. Daarmee wordt ook de borst zelf opgelicht.
Bij meer uitgebreide borstliftoperaties moet de chirurg echter vaak meerdere incisies maken. Bijvoorbeeld: eerst een incisie boven en rondom de tepelhof (areola). Daarna volgen incisies onder of aan de zijkanten van de tepelhof, en langs de plooi onder de borst. Door deze incisies kunnen overtollig huid- en vetweefsel worden verwijderd.
Vervolgens wordt de tepelhof verplaatst, zodat de tepel hoger komt te staan. Meestal blijft de hechting tussen de tepel en de onderliggende weefsels hierbij ongemoeid. Ten slotte wordt de huidwond in het onderste deel van de borst gesloten en onder de tepelhof gehecht. Daarmee wordt de borst opgeheven tot zijn nieuwe vormgeving.
In het begin is de operatieplek gekneusd en gezwollen, later vervaagt de incisiewond en krijgen de borsten een meer natuurlijke vorm. Deze operatie kan verschillende complicaties met zich meebrengen, die vóór de operatie met de dokter moeten worden besproken.