Het is juni 1944, enkele dagen nadat geallieerde legers op de Normandische kust zijn geland. Omstreeks 13.30 uur zien de inwoners van Oradour-sur-Glane, een dorpje nabij Limoges, een grote colonne naderen. Het zijn manschappen van het Eerste Bataljon van het Eerste Regiment Der Führer van de 2de SS-Panzer-Division Das Reich.
De SS’ers omsingelen het slaperige dorp en dwingen de dorpelingen bijeen te komen op het Champ de Foire, het marktplein. Daar worden de mannen, vrouwen en kinderen van elkaar gescheiden. De mannen krijgen opdracht zich te verzamelen in enkele schuren, stallen, een wijnkelder en een garage, de vrouwen en kinderen in de dorpskerk.
[ITEMADVERTORIAL]
Dan breekt de hel los. De plekken waar de mannen zich ophouden worden doorzeefd met kogels en daarna in brand gestoken. In de kerk ontploft een reusachtige rookbom, waarop paniek uitbreekt en de mensen naar buiten stormen, maar voor de kerkdeur staat een haag van machinegeweren. Als de stilte weer valt zijn 642 dorpelingen (245 vrouwen, 207 kinderen, 190 mannen) neergemaaid en verbrand. Slechts zes van hen hebben de slachtpartij overleefd.
De aanleiding voor deze Duitse slachting is misschien een verwisseling met het ‘verzetsdorp’ Oradour-sur-Vayres, maar waarschijnlijker was het een persoonlijke wraakactie van Adolf Diekmann, een hooggeplaatste officier in het Duitse regiment. Kort daarvoor namelijk had het Franse verzet een spoorwegbrug in Saint-Junien, een dorp vlak bij Oradour, opgeblazen. Daarbij waren twee Duitse officieren om het leven gekomen, één van hen een persoonlijke vriend van Diekmann.
In maart 1945 bezoekt generaal Charles de Gaulle het verlaten dorp en besluit dat Oradour moet blijven zoals de Duitsers het hebben nagelaten tot eeuwige herinnering aan waar terreur toe in staat is. Aldus geschiedt en wie nu Oradour bezoekt waant zich 75 jaar terug in de tijd.
Bron: G-Geschiedenis
Wilt u nog meer geschiedenisverhalen bij u aan huis? Neem dan een abonnement op G-Geschiedenis.