Geen zin in de aangifte? Met dank aan deze tips kan ‘de blauwe envelop’ dit jaar meer opleveren dan je denkt.
1. Neem de tijd
Ruim genoeg tijd in voor het doen van aangifte. Door alle vragen te lezen, stuit je misschien op aftrekposten waar je niet zo snel aan had gedacht. En mogelijk kun je, als je een fiscaal partner hebt, belasting besparen door te schuiven met aftrekposten en inkomsten. Dat mag namelijk in bepaalde gevallen.
2. Vraag op tijd uitstel aan
Je moet in principe aangifte doen vóór 1 mei 2019. Heb je dat niet op tijd gedaan, dan krijg je nog tien dagen respijt. Daarna volgt een zogeheten verzuimboete van minimaal €369. Vraag om uitstel als je van tevoren al weet dat 1 mei lastig wordt. Doe die aanvraag in elk geval vóór 1 mei. Als je uitstel hebt gekregen, moet je vóór 1 september 2019 aangifte doen. Je kunt online om uitstel vragen door in te loggen op www.belastingdienst.nl, of door te bellen (0800-0543). Houd je burgerservicenummer (BSN) bij de hand. De Belastingdienst verleent bijna altijd uitstel.
3. Doe aangifte
Het is altijd verstandig om te kijken of je belasting kunt besparen door aangifte te doen. Ook als je geen brief van de Belastingdienst hebt ontvangen waarin staat dat je aangifte moet doen. Je bent namelijk verplicht om aangifte te doen als je misschien belasting moet bijbetalen. Bijvoorbeeld omdat je spaargeld of ander vermogen hebt. Als je denkt niet te hoeven bijbetalen, kan het toch voordelig zijn om aangifte te doen. Bijvoorbeeld omdat er aftrekposten zijn zoals giften aan goede doelen of zorgkosten. Vul daarom het online-aangifteformulier in om te kijken of aangifte doen iets oplevert.
4. Fout in de aangifte? Zo corrigeer je het
Je kunt een aangifte achteraf corrigeren, bijvoorbeeld als je iets bent vergeten, door alleen het onjuiste getal te veranderen en de aangifte opnieuw te verzenden. Dit kan altijd tot zes weken na de datum die op de definitieve aanslag staat. Als je daarna nog zaken wilt veranderen, kun je de bezwaarcheck doen op de website van de Belastingdienst. Meestal kun je de aangifte ook dan nog online corrigeren. In sommige gevallen kan het alleen per brief.
5. Voorkom een hoge aanslag
Als je als gepensioneerde elk jaar belasting moet bijbetalen, komt dat waarschijnlijk doordat je uit meerdere bronnen inkomen krijgt. Naast AOW bijvoorbeeld een of meer pensioenen of lijfrentes. Alle pensioenfondsen, verzekeraars en andere uitkerende instellingen houden loonheffing – een ander woord voor inkomstenbelasting, sociale premies en de zvw-premie – in. Zij gaan er standaard van uit dat je geen andere inkomsten hebt. Dat betekent dat zij beginnen met heffen in de laagste belastingschijf. Maar de Belastingdienst houdt uiteindelijk rekening met al je inkomsten. Als die bij elkaar opgeteld deels in een hogere belastingschijf vallen, houden de uitkerende instanties eigenlijk te weinig belasting in.
Voorbeeld: stel dat je naast €10.400 AOW ook nog een pensioen krijgt van €15.000. De AOW valt in de eerste belastingschijf van 18,65%, die loopt tot €20.142. Ook het grootste deel van het aanvullend pensioen valt in deze belastingschijf, maar boven de €20.142 ben je 22,95% belasting verschuldigd. Omdat het pensioenfonds alleen rekening houdt met de eigen uitkering van €15.000, houdt dit fonds slechts 18,65% over het hele bedrag in. Pas bij de aangifte blijkt dat er te weinig belasting is ingehouden en moet je bijbetalen.
Je kunt zo’n naheffing voorkomen door al aan het begin van het belastingjaar een voorlopige aangifte in te dienen. Je geeft dan op hoeveel je verwacht te krijgen. De Belastingdienst stuurt vervolgens een voorlopige aanslag die wel rekening houdt met de progressieve tarieven. Je betaalt uiteindelijk evenveel, maar je komt niet voor onprettige verrassingen te staan. Een andere reden dat je soms moet bijbetalen, is dat meerdere uitkerende instanties rekening houden met de heffingskortingen.
Een heffingskorting is een standaard belastingkorting, zoals de algemene heffingskorting en de ouderenkorting. Als meerdere pensioenfondsen of verzekeraars heffingskortingen hebben ingehouden, heb je te veel korting gekregen en moet je bijbetalen. Je kunt dit voorkomen door ervoor te zorgen dat maar één uitkerende instantie de heffingskortingen inhoudt. Daartoe moet je zelf contact opnemen met de betreffende instanties (SVB, pensioenfonds of -verzekeraar). Meestal moet je dan een formulier invullen waarop je aangeeft of die instantie wel of niet de heffingskorting moet toepassen.
6. Ouderenkorting
Als je in het jaar waarover je aangifte doet de AOW-leeftijd al had bereikt, krijg je automatisch de ouderenkorting. Heb je een verzamelinkomen* van minder dan €36.346, dan krijg je de hoge ouderenkorting van €1418. Wie meer verdient, krijgt de lage ouderenkorting van slechts €72. Als je net boven de inkomensgrens van €36.346 zit en een fiscaal partner hebt, kun je proberen door te schuiven met aftrekposten je verzamelinkomen net onder dat bedrag te krijgen. Je krijgt dan de veel hogere ouderenkorting van €1418. Let op: in 2019 gaat de ouderenkorting veranderen. Dat verschil merkt je pas bij de aangifte die je volgend jaar invult.
- Het verzamelinkomen bestaat uit het inkomen in box 1, box 2 en box 3 minus eventuele aftrekposten als giftenaftrek en zorgkosten.
7. Toeslagen
De verschillende toeslagen hebben in principe niets met de belastingaangifte te maken. Maar wat je aangeeft, kan de hoogte van de toeslagen wel beïnvloeden. Ook voor de toeslagen geldt dat het soms zin heeft hier slim mee om te gaan. Zo kunnen giften aan goede doelen je toetsingsinkomen verlagen, zodat je recht krijgt op hogere toeslagen.
8. Controleer de vooraf -ingevulde gegevens
De Belastingdienst vult een groot deel van de aangifte automatisch in. Het gaat onder meer om bankrekeningen, de WOZ-waarde van de eigen woning, salaris en pensioen. Controleer of de gegevens kloppen. Je blijft zelf aansprakelijk voor de aangifte, ook als de Belastingdienst onjuiste gegevens in de vooraf ingevulde aangifte heeft opgenomen. Besef dat in de vooraf ingevulde aangifte sommige gegevens ontbreken. Aftrekposten als giften en aftrekbare zorgkosten staan er niet in, zodat het ook in je eigen voordeel is om de aangifte goed te controleren.
9. Schuiven met aftrek-posten en inkomsten
De volgende posten mag je naar eigen keuze toebedelen aan jezelf of aan je fiscaal partner. Het is niet van belang bij wie deze posten in werkelijkheid horen. Door dit handig te doen, kun je misschien belasting besparen.
- Hypotheekrente
- Giften
- Zorgkosten
- Studiekosten
- Betaalde partneralimentatie
- Uitgaven monumentenwoning
Let er wel op dat het schuiven met aftrekposten en inkomsten gevolgen kan hebben voor de toeslagen en heffingskortingen. Eventuele gevolgen voor toeslagen kun je niet zien in het aangifteformulier. Maak daarom, als je toeslagen krijgt, een proefberekening op
de website voor de toeslagen:
www.belastingdienst.nl/rekenhulpen/toeslagen/
TIP Je hoeft alleen belasting te betalen als het verschuldigde bedrag hoger is dan €45. Door te schuiven kun je proberen zo uit te komen dat een van de fiscale partners uitkomt op €45 of minder. Hij of zij hoeft dan niets te betalen.
10. Schulden
Schulden, behalve een hypotheekschuld, vallen in box 3. Je mag deze schulden aftrekken van je spaargeld en ander vermogen in box 3, zodat je minder vermogensrendementsheffing betaalt. Er is een aftrekdrempel van €3000: alleen schulden boven dit bedrag mag je aftrekken. Onder schulden vallen een roodstand op je betaal-rekening, een creditcardschuld of een hypotheek waarvan je de rente niet kunt aftrekken. Denk aan een krediet- of een opeet-hypotheek. Ook een privéschuld bij een (web)winkel of een privéschuld aan een familielid kun je van je vermogen in box 3 aftrekken.
11. Eigen huis
Kosten die te maken hebben met de hypotheek zijn meestal aftrekbaar. De voornaamste zijn:
- Hypotheekrente
- Boeterente
- Afsluitkosten
Houd er rekening mee dat niet alle hypotheeklasten aftrekbaar zijn, maar alleen voor zover ze uitkomen boven het eigenwoningforfait. Het eigenwoningforfait bedraagt 0,7% van de WOZ-waarde. Het gaat hier om de WOZ-waarde 2018, die als peildatum 1 januari 2017 heeft. Het aangifteformulier verrekent automatisch de hypotheeklasten met het eigenwoningforfait. Boeterente: als je je hypotheek in 2018 hebt overgesloten naar een lening met een lagere rente, heb je mogelijk een boeterente betaald. Deze boetrente is aftrekbaar van je inkomen in het jaar waarin je deze hebt betaald. Je vult de boeterente op je aangifte in bij het onderdeel ‘Eigen woning’ en dan onder ‘Aftrekbare financieringskosten’. Naast de boeterente zijn nog meer eenmalige kosten die je maakt bij het af- of oversluiten van een hypotheek aftrekbaar. Het gaat om de volgende kosten:
- Advies- en afsluitkosten van de bank of hypotheekadviseur
- Kosten van een NHG-garantie
- Notariskosten voor de hypotheekakte
- Taxatiekosten voor de hypotheek
Kosten die geen verband houden met de hypotheek maar met de aankoop van een huis, zoals de notariskosten die je hebt betaald voor de koopakte of de overdrachtsbelasting, zijn niet aftrekbaar. De erfpachtcanon is wel aftrekbaar.
TIP Bij de aangifte over 2018 geef je de WOZ-waarde 2018 op. Dat is niet de WOZ-waarde die je begin dit jaar (2019) hebt gekregen. Die is pas nodig bij de aangifte over 2019.
12. Inkomsten uit vakantieverhuur
Als je je eigen huis tijdelijk hebt verhuurd, bijvoorbeeld via Airbnb, zijn de inkomsten belast. Je betaalt inkomstenbelasting over 70 procent van de huurinkomsten. Je mag daar wel eerst de gemaakte kosten, bijvoorbeeld voor de schoonmaak, advertenties en energieverbruik, van aftrekken. Als je je eigen vakantiehuis verhuurt, zijn de inkomsten meestal onbelast. Een tweede huis valt namelijk in box 3, waarin ook spaargeld en beleggingen zitten. Je betaalt dan wel vermogensrendementsheffing over dat huis.
13. Goede doelen
Giften aan goede doelen zijn soms aftrekbaar. Een voorwaarde is dat het goede doel bij de Belastingdienst geregistreerd staat als ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling). Op de website van de Belastingdienst kun je opzoeken welke goede doelen de ANBI-status hebben. Giften zijn aftrekbaar voor zover je totale donaties uitkomen boven de 1 procent van je drempel-inkomen*, met een minimum van €60 en een maximum van 10 procent van het drempel-inkomen. Als je een fiscaal partner hebt, gaat het om het gezamenlijke drempelinkomen. Je hoeft deze berekeningen niet zelf te maken; het aangifteprogramma van de Belastingdienst bepaalt automatisch in hoeverre giften aftrekbaar zijn.
Culturele doelen: giften aan culturele doelen zijn voor 125 procent aftrekbaar. Dus als je €100 doneert aan een cultureel doel, wordt je belastbare inkomen verlaagd met €125. Op de website van de Belastingdienst staat bij elk goed doel vermeld of het een culturele ANBI is of niet.
Periodieke gift: de aftrekdrempel van 1 procent geldt niet voor een zogeheten periodieke gift. Dat is een jaarlijkse gift gedurende minimaal vijf jaar. Een periodieke gift is volledig aftrekbaar, dus vanaf de eerste euro. Als je een periodieke gift wilt doen, moet je dat vastleggen in een schriftelijke overeenkomst met het goede doel. Veel goede doelen hebben op hun website een formulier staan waarmee je de periodieke gift kunt vastleggen. Ook op de website van de Belastingdienst staat zo’n formulier. Als je de overeenkomst hebt ondertekend en teruggestuurd, ben je verplicht om ook inderdaad elk jaar te doneren.
- Het drempelinkomen is het totale inkomen in box 1 (inkomen uit werk, pensioen en uitkeringen), box 2 (inkomen uit de bv) en box 3 (inkomen uit vermogen, waarbij als inkomen het zogenaamde fictieve rendement van het vermogen geldt).
TIP Geef je elk jaar aan dezelfde goede doelen? Dan is het vaak de moeite waard daar een periodieke gift van te maken. Dan zijn de giften volledig aftrekbaar.
14. Zorgkosten
Sommige zorgkosten zijn aftrekbaar. Een belangrijke voorwaarde is dat deze kosten niet door je zorgverzekeraar worden vergoed. Verder moeten de kosten voorkomen op een lijst van aftrekbare zorgkosten van de Belastingdienst. Deze lijst wordt geregeld aangepast.
De afgelopen jaren zijn sommige aftrekposten van deze lijst verdwenen. Zorgkosten zijn pas aftrekbaar boven een bepaalde drempel. Deze drempel is inkomensafhankelijk en wordt berekend met een ingewikkelde formule. Je hoeft dit niet zelf uit te rekenen als je online aangifte doet. Het aangifteprogramma berekent automatisch hoeveel je kunt aftrekken.
Als je een drempelinkomen hebt van minder dan €34.404 (per huishouden), mag je sommige aftrekbare zorgkosten verhogen met 40 procent als je nog niet op 1 januari 2018 de AOW-leeftijd had bereikt en met 113 procent als je toen al wel AOW kreeg. Ook hier hoef je dit niet zelf uit te rekenen, maar doet het aangifteprogramma dat voor je.
Onder de kosten die je mag verhogen, vallen onder meer de kosten van medicijnen die je verzekeraar niet vergoedt. De kosten van een (tand)arts, van ziekenhuisverblijf en de reiskosten voor ziekenbezoek vallen hier niet onder.
TIP Reiskosten die je maakt voor ziekenbezoek aan een partner of andere huisgenoot, zijn aftrekbaar als het verblijf langer dan een maand duurt en als het ziekenhuis of andere instelling meer dan 10 kilometer van huis ligt.
- Plus Magazine