Valt de uitkomst van de belastingaangifte dit jaar tegen? Daar kunnen verschillende redenen voor zijn en soms is er wat aan te doen.
1 Typfoutjes
De aangifte wordt tegenwoordig al voor een flink deel ingevuld door de Belastingdienst. Meestal gaat dat goed. Soms ook niet. Controleer daarom alle gegevens. En…misschien heeft u zelf een foutje gemaakt? Dat kan zomaar. Dus: controleer!
2 Voor het eerst pensioen
Veel gepensioneerden krijgen na hun eerste pensioenjaar een onaangename verrassing: ze moeten belasting bijbetalen. Terwijl dat voorheen nooit hoefde. Dit komt door het progressieve belastingstelsel. Dat zit zo. De instanties die je pensioen uitkeren, houden inkomstenbelasting in op je pensioen. Als je bijvoorbeeld jaarlijks €10.000 aan pensioen krijgt van een pensioenfonds, houdt dit fonds rekening met een inkomen van €10.000. Die €10.000 wordt volledig belast in de eerste belastingschijf van 18,65 procent (tarief voor AOW’er), zodat €1865 wordt ingehouden.
Tweede belastingschijf
Maar naast dit pensioen krijg je ook AOW. Stel dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) jaarlijks €14.000 aan AOW uitkeert. Ook dat bedrag valt volledig in de eerste belastingschijf, zodat de SVB daarover 18,65 procent belasting inhoudt. Over je hele inkomen wordt dan 18,65 procent belasting geheven. Tel je beide uitkeringen bij elkaar op, komt je inkomen uit op €24.000. De eerste belastingschijf loopt maar tot €19.982. Dit betekent dat een deel van je inkomen eigenlijk in de tweede belastingschijf moet worden belast. Het tarief is daar 22,9 procent. Omdat de SVB en het pensioenfonds u pensioen hebben belast alsof dat uw enige inkomen was, hebben zij te weinig ingehouden. U moet dan in dit voorbeeld ongeveer zo’n €200 bijbetalen. Met de opgeschoven AOW-leeftijd naar 65 jaar en 9 maanden is de rekensom nog ingewikkelder: een deel van het jaar val je in het hoge, een andere deel in het lage tarief. Daar heeft de Belastingdienst een staffel voor gemaakt.
3 Hypotheekrente-aftrek
Ook de maximale hypotheekrenteaftrek is verder beperkt naar 50 procent. Een half procent minder dan 2016. Dat lijkt niet veel, maar vooral voor de mensen met een hoger inkomen en een hoge hypotheek kan dit veel uitmaken.
4 Zorgkosten
Als je ouder wordt, geef je mogelijk meer uit aan zorg. De meeste zorg wordt vergoed door je ziektekostenverzekeraar, maar niet alles. Deze niet-vergoede kosten mag u vaak van het inkomen aftrekken. Denk aan kosten voor een kroon of een gebitsrenovatie, fysiotherapie, logopedie, mondhygiënist, diëtist en oefentherapeut. Hou wel rekening met een drempel. De hoogte daarvan hangt af van het verzamelinkomen. Alleen de zorgkosten boven de drempel zijn aftrekbaar. In dit artikel leest u daar meer over.
Deze aftrekpost wordt steeds verder beperkt. Het kan dus zijn dat u daardoor minder terugkrijgt dan vorig jaar.
5. Inkomensafhankelijke zorgpremie
De premie voor de zorgverzekeringswet (ZVW) is een verraderlijke post. Als u in loondienst bent, merkt u hier niets van. Deze wordt namelijk door de werkgever betaald. Maar wanneer u met pensioen gaat en geen werkgever meer hebt, moet u hem zelf betalen. Net als overigens ondernemers en andere zelfstandigen. In 2017 bedroeg de ZVW-premie 5,4 procent van je inkomen in box 1 (waaronder inkomen uit werk, pensioen en lijfrente valt).
De ZVW-premie doet het voordeel dat AOW’ers hebben van lagere belastingtarieven gedeeltelijk teniet.
6 Verlaging algemene heffingskorting
Deze ‘aanrechtsubsidie’ wordt de komende zes jaar verder afgebouwd. Deze belastingkorting bedraagt over 2017 maximaal nog €902 (2016: €1.047) voor personen die na 1962 zijn geboren.